2.1 Schaal en schaallijn

Welkom
Paragraaf 2.1 Schaal en schaallijn
Leg bladzijde 66 voor je open!
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Paragraaf 2.1 Schaal en schaallijn
Leg bladzijde 66 voor je open!

Slide 1 - Tekstslide

Wat heb je gisteren gegeten?

Slide 2 - Open vraag

Voorkennis
Wat weet je al?

Slide 3 - Tekstslide

Zet de eenheden uit het metriek stelsel op volgorde van groot naar klein
km
dam
cm
mm
m
hm
dm

Slide 4 - Sleepvraag

Welke zijde is de lange zijde?
A
AB
B
BC
C
AC

Slide 5 - Quizvraag

De stelling van Pythagoras mag ik toepassen in elke driehoek.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Lesdoelen
  • Je leert wat windrichting zijn. 
  • Je leert om te gaan met koersen. 
  • Je leert wat schaal betekend. 
  • Je leert wat vogelvlucht betekend. 
  • Je leert hoe je een lengte van een weg in te schatten. 

Slide 7 - Tekstslide

Hoeveel lesdoelen zijn er in deze les?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 8 - Quizvraag

Uitleg theorie
Belangrijk! Leren met YouTube

  • Kijk naar de filmpjes van Math with Menno op YouTube voor uitleg.
  • Math with Menno legt moeilijke wiskundige concepten op een eenvoudige manier uit.
  • Wat moet je doen na het kijken van een filmpje?
  • Oefenen, oefenen, oefenen: Het is heel belangrijk dat je na het kijken van de filmpjes zelf aan de slag gaan met oefenopgaven.
  • Stel vragen: Als er iets niet duidelijk is, vraag dan hulp van je leraar of klasgenoten.
  • De filmpjes zijn een startpunt: Gebruik de filmpjes om te beginnen met leren, maar vertrouw niet alleen op de filmpjes. Het echte begrijpen komt van het zelf doen van de opgaven.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Video

Wat heb je geleerd van dit filmpje?

Slide 12 - Open vraag

Schrift
Neem het voorbeeld over in je schrift.
Het voorbeeld staat bij de volgende dia (deze neem je over).
Nadat je deze overgenomen hebt maak je hiervan een foto en zorg je dat deze hier wordt geüpload. 
(deze dia komt na het voorbeeld).

Slide 13 - Tekstslide


Neem het voorbeeld over in je schrift.
Foto hier uploaden.

Slide 14 - Open vraag

Je kan het!
Enkele oefeningen...

Slide 15 - Tekstslide

Wat bedoelen we met hemelsbreed?
A
We gaan met het vliegtuig van punt A naar B
B
We nemen de kortste weg via de autosnelweg van A naar B
C
We gaan in een rechte lijn van A naar B
D
Geen van de gegeven antwoorden is juist

Slide 16 - Quizvraag

De afstand tussen Landgraaf en Amsterdam is
220 km. Op de kaart heb je een afstand van 11 cm gemeten.
De schaal van de keert is dan?
A
1 : 200.000
B
1 : 20.000
C
1 : 2.000.000
D
1 : 2000

Slide 17 - Quizvraag

Een kaart is op een schaal van
1 : 15.000 getekend.
Dit betekent ..................
A
1 cm op de kaart is 15 km in werkelijkheid
B
1 cm op de kaart is in werkelijkheid 15.000 keer zo groot.
C
2 = 30.000
D
1 cm op de kaart is 150 meter in het echt

Slide 18 - Quizvraag

De schaal is 1:400. Wat is de vergrotingsfactor?
A
1
B
400
C
0,4
D
4000

Slide 19 - Quizvraag

Het wordt 5 keer groter in werkelijkheid. Wat is de schaal?
A
1:5
B
5:1
C
x5
D
5x100

Slide 20 - Quizvraag

Schaal is 1:400
Hoe spreek je dit uit?
A
1 dubbele punt 400
B
1 2 stipjes 400
C
1 gedeeld door 400
D
1 staat tot 400

Slide 21 - Quizvraag

De schaal is 1:500.
Wat is de vergrotingsfactor?
A
500
B
0,05
C
250
D
50

Slide 22 - Quizvraag

Schaalmodel: 10 cm. In werkelijkheid: 50 cm.
Wat is de schaal?
A
1:50
B
10:50
C
1:4
D
1:5

Slide 23 - Quizvraag

Schaalmodel: 10 cm.
In werkelijkheid: 50 cm.

Wat is de schaal?
A
1:5
B
1:50
C
1:4
D
10:50

Slide 24 - Quizvraag

De modelauto heeft een schaal van 1 : 25.
Het model is 15 cm lang.

Hoe groot is de auto in het echt?
A
2,75 m
B
375 m
C
2,75 cm
D
3,75 m

Slide 25 - Quizvraag

Wat is een schaal?
A
verkleining van de werkelijkheid
B
vergroting van de werkelijkheid
C
verhouding tussen het model en het origineel
D
een kopie tussen het model en de het origineel

Slide 26 - Quizvraag

schaal 1 : 2 000 000
betekent
A
1 cm is 200 m
B
1 cm is 2 km
C
1 cm = 20 km
D
1 cm is 200 km

Slide 27 - Quizvraag

Wat betekent de schaal 1 : 50.000
A
1cm is in werkelijkheid 50.000 cm
B
1m is in werkelijkheid 50.000 meter
C
1 cm is in werkelijkheid 500 cm
D
1m is in werkelijkheid 50.000 cm

Slide 28 - Quizvraag

Bereken de schaal
waarmee het model
van deze Boeing
is gemaakt.
A
1 : 2
B
1: 200
C
1 : 500
D
1: 50

Slide 29 - Quizvraag

Een kaart is op een schaal van
1 : 15.000 getekend.
Dit betekent ..................
A
1 cm op de kaart is 15 km in werkelijkheid
B
1 cm op de kaart is in werkelijkheid 15.000 keer zo groot.
C
2 = 30.000
D
1 cm op de kaart is 150 meter in werkelijkheid

Slide 30 - Quizvraag

Een kaart heeft een schaal van:
1 : 50.000
dit betekent dat 1 cm op de kaart =
A
50 km
B
0,5 km
C
5 km
D
5000 m

Slide 31 - Quizvraag

Wat kun je berekenen met de schaallijn?
A
Afstand hemelsbreed
B
Afstand werkelijk
C
Niks
D
Hoe snel een auto gaat

Slide 32 - Quizvraag

Hoe heet dat
zwart/witte ding?
A
een lijn
B
een schaal
C
een lineaal
D
een schaallijn

Slide 33 - Quizvraag

Vraag 10
Hiernaast zie je een schaallijn. Welke schaal hoort hier bij?
A
1 : 4
B
1 : 40
C
1 : 400
D
1 : 400 000

Slide 34 - Quizvraag

5. Welke schaal hoort bij deze schaallijn? Ga er vanuit dat 1 stukje 1 cm is!
A
1 : 25
B
1 : 25000
C
1 : 2500
D
1 : 250

Slide 35 - Quizvraag

Welke schaal hoort er bij deze schaallijn?
A
1:200
B
1:1200
C
1:20000
D
200:1200

Slide 36 - Quizvraag

Welke schaal hoort bij welke kaart?

Onthoud: hoe kleiner het getal is, 
hoe meer gedetailleerd de kaart is.
1 : 25 000
1 : 400 000
1 : 75 000
Wandelkaart
Autokaart
Fietskaart

Slide 37 - Sleepvraag

Schaal: 1:50
Schaal 1:100
Schaal 1:25
400 mm in het echt is 8 mm op schaal
5 mm op schaal is 500 mm in het echt
50 mm in het echt is 2 mm op schaal

Slide 38 - Sleepvraag

Huiswerk


Maak in deze les:

Opgave 1 t/m opgave 20 

Bladzijde 66.


Ben je klaar?

Ga dan werken aan de digitale leeromgeving van Getal & Ruimte!


Succes!


Slide 39 - Tekstslide

Nakijken
Je gaat eerst het huiswerk van de deze (of vorige) les nakijken. 
1. Gebruik hiervoor een andere kleur pen. 
2. Zet een krulletje of vinkje bij de opgave die goed zijn. 
3. Verbeter je antwoorden.

Slide 40 - Tekstslide

Maak een foto van je gemaakte sommen

Slide 41 - Open vraag

Maak een foto van je gemaakte sommen

Slide 42 - Open vraag

Wat heb je geleerd van deze les?

Slide 43 - Open vraag

Wat vind je nog moeilijk aan deze les?

Slide 44 - Open vraag

Lesafsluiting
  • Met de volgende opgave kun je laten zien dat wat je geleerd hebt vandaag ook kunt!

  • Klaar voor de quiz? 

Slide 45 - Tekstslide

Er staat een zuidenwind.
In welke richting blaast deze wind?
A
zuiden
B
oosten
C
westen
D
noorden

Slide 46 - Quizvraag

Een schip vaart een koers van 90 graden. In welke richting vaart dit schip?
A
westen
B
zuiden
C
oosten
D
noorden

Slide 47 - Quizvraag

Een vliegtuig neemt een koers van 135 graden. In welke windrichting vliegt dit vliegtuig?
A
noordoost
B
zuidwest
C
oostwest
D
zuidoost

Slide 48 - Quizvraag

Tot ziens iedereen

Slide 49 - Tekstslide