TA6 4.2.9 komma

• Taal
• Basisschool
• Groep 6

doel:

Ik leer wat een komma is.

1) Je gebruikt een komma in een opsomming. 

• Bijvoorbeeld: Luuk, Stijn en Jens bouwen een boomhut.

• Tip: Tussen de namen die je schrijft staat een komma. Let op voor het woord 'en' komt geen komma!

2) De komma voor of na een naam.

• Je gebruikt de komma als iemand aangesproken wordt in een zin. Je zet de komma dan voor of na de naam.
• Bijvoorbeeld: 

      'Sid,  wil je de tas dragen?'

      'Pas op, Jurre!'

Wat is een komma, en wanneer gebruik je een komma?

Zijn jullie er klaar voor?!

Waar zie je een opsomming?

1. Ik vind alle sporten leuk.
2. Ik vind voetbal, honkbal en dammen leuk.
3. Mijn broer vindt sporten niet leuk.

Waar staat de komma goed in de opsomming?

1. Kies jij voor zwart, rood of paars.
2. Kies jij voor zwart rood of, paars.
3. Kies jij, voor zwart rood of paars.

1. A
2. B
3. C

Waar staat de komma goed?

1. Pas op voor de auto, Andy!
2. Pas op, voor de auto Andy!
3. Pas op voor, de auto Andy!

Waar staat de komma goed?

1. Juf Anne, niet spieken!
2. Britte wat zit, jouw haar leuk.
3. Evelien vind, jij dit moeilijk?

1. A
2. B
3. C

GOED GEOEFEND!!!!