In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 90 min
Onderdelen in deze les
Hoe gaat het met je?
Slide 1 - Tekstslide
wie wil er nog iets kwijt?
Slide 2 - Tekstslide
korte presentaties
Slide 3 - Tekstslide
Hoe schrijf je kosakov
A
corsakov
B
korsakov
C
corsacov
D
korsacov
Slide 4 - Quizvraag
wat is kenmerkend voor korsakov
A
eetstoornis
B
angststoornis
C
geheugenstoornis
D
persoonlijkheidsstoornis
Slide 5 - Quizvraag
waar heb je tekort aan en veroorzaakt de ziekte van korsakov?
A
vitamine B12
B
vitamine C
C
Vitamine B1
D
Vitamine D
Slide 6 - Quizvraag
Waar is de naam Korsakov afkomstig van?
A
Poolse psychiater
B
Russische dokter
C
Russische psychiater
D
Poolse dokter
Slide 7 - Quizvraag
Wat is een oorzaak van de ziekte van korsakov?
A
ongeluk
B
ondervoeding
C
klap op je hoofd
D
overgewicht
Slide 8 - Quizvraag
Hoe wordt Korsakov behandelt?
A
kan niet beter worden
B
operatie
C
veel sporten
D
gezond eten
Slide 9 - Quizvraag
Wat is een dwarslaesie?
A
Een onderbreking v h ruggenmerg waardoor de zenuwbanen die door het ruggenmerg lopen afgekneld zijn.
B
Een zenuw die verkeerd ligt in het lichaam
C
Vorm van reuma
D
Een soort van hernia
Slide 10 - Quizvraag
Mogelijke oorzaken?
A
Aangeboren
B
Gesprongen bloedvat
C
Traumatisch of niet- traumatisch
D
Hersenvlies ontsteking
Slide 11 - Quizvraag
Wat zijn de gevolgen?
A
Reisziekte
B
Verlammingen, incontinentie, decubitus
C
Persoonsveranderingen
D
Geheugen verlies, agressie
Slide 12 - Quizvraag
Kans op genezing?
A
Ja, gedeeltelijk
B
Ja, volledig
C
Ja, altijd
D
Nee
Slide 13 - Quizvraag
Welke soorten zijn er?
A
Hoog, laag, compleet en incompleet
B
Halfzijdig
C
Tijdelijk
D
Incidenteel
Slide 14 - Quizvraag
Met welke onderzoeken worden oa diagnose gesteld?
A
Eeg
B
Bloedprikken
C
Ct scan, mri
D
hartfilmpje
Slide 15 - Quizvraag
Tussen welke leeftijd ontstaat MS over het algemeen?
A
tussen 10 en 20 jaar
B
tussen 40 en 60 jaar
C
tussen 0 en 10 jaar
D
tussen 20 en 40 jaar
Slide 16 - Quizvraag
Waar staat de afkorting MS voor?
A
Multiple Skull
B
Multiple Symptoms
C
Multiple Sclerose
D
Medical Sclerose
Slide 17 - Quizvraag
Heeft de plek waar je woont van invloed op MS?
A
Ja, MS komt minder vaak voor in landen rondom de evenaar.
B
Ja, MS komt minder vaak voor in Amerika
C
Nee, dit heeft geen invloed
D
Ja, MS komt minder vaak voor in Europa
Slide 18 - Quizvraag
Wat kan MS verergeren?
A
Stress
B
bepaalde vaccins
C
slaaptekort
D
vitamine D tekort
Slide 19 - Quizvraag
Zijn dit de drie verschillende vormen van MS?Relapsing Remitting MS, secundair progressieve MS, primair progressieve MS.
A
waar
B
niet waar
Slide 20 - Quizvraag
Hoeveel patiënten treft MS wereldwijd?
A
5 miljoen
B
3,5 miljoen
C
2,5 miljoen
D
1 miljoen
Slide 21 - Quizvraag
Waar staat de afkorting A.L.S. Voor?
A
Amyotrofische Lateraal Sclerose
B
Achondroplasie Lymfe Syndroom
C
Autosomaal Lymfe Syndroom
D
Amyotrofische Lichen Sclerose
Slide 22 - Quizvraag
Hoe groot is de kans dat A.L.S. Erfelijk is?
A
5-10 %
B
10-30 %
C
30-50 %
D
Niet erfelijk
Slide 23 - Quizvraag
Wat zijn de symptomen van de ziekte A.L.S.
A
Koorts, duizeligheid en voetafwijking.
B
Vermoeidheid en koorts.
C
Spierzwakte, krampen.
D
Moeite met spreken en slikken, Koorts, Duizeligheid.
Slide 24 - Quizvraag
Levensverwachting bij constatering eerste symptomen A.L.S. Bij 90% van de patiënten.
A
1-2 jaar
B
3-5 jaar
C
6-10 jaar
D
Kan er gewoon oud mee worden
Slide 25 - Quizvraag
Hoeveel spieren heb je?
A
Minder dan 200
B
Tussen de 200 en 400
C
Tussen de 400 en 600
D
Meer dan 600
Slide 26 - Quizvraag
Waar in je lichaam bevinden zich de grootste en de kleinste spier?
A
Rug en pink
B
Billen en oor
C
Been en oog
D
Schouder en teen
Slide 27 - Quizvraag
Wie moet je bellen als iemand een hersenbloeding heeft
A
112
B
Je moeder
C
8844
Slide 28 - Quizvraag
Hoe begint een hersenbloeding?
A
Een hersenbloeding ontstaat door het te veel eten en
drinken
B
Een hersenbloeding ontstaat als een bloedvat in de
hersenbloeding knapt of scheurt
C
Een hersenbloeding ontstaat door te veel redbull te
drinken
Slide 29 - Quizvraag
Aan welke kant van het lichaam komt een hersenbloeding /beroerte voor
A
links
B
rechts
C
beiden
Slide 30 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen een tia en een hersenbloeding
A
Een hersenbloeding is een lichtere vorm dan een tia.
B
Een tia is een lichtere vorm van een
hersenbloeding
Slide 31 - Quizvraag
Waarom komt braken bij een hersenbloeding vaker voor?
A
Het lichaam kan het hersenvocht niet goed
opnemen en daardoor kan je het uitbraken
B
Het lichaam kan de stress niet aan en daardoor ga je
braken
C
Het lichaam probeert de hersenbloeding uit te braken.
Slide 32 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen een beroerte en een hersenbloeding?
A
Een beroerte is een verzamelnaam voor herseninfarct
en hersenbloeding en ruim 20% van een beroerte is een
herseninfarct en ruim 80 % een hersenbloeding.
B
Een beroerte is een verzamelnaam voor
herseninfarct en hersenbloeding en ruim 80% van een
beroerte is een herseninfarct en ruim 20 % een
hersenbloeding.
C
Een beroerte is een verzamelnaam voor herseninfarct
en hersenbloeding en ruim 50% van een beroerte is een
herseninfarct en ruim 50 % een hersenbloeding.