Werken aan zelfredzaamheid in huis

Werken in zelfredzaamheid in huis 
Deel A
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Werken in zelfredzaamheid in huis 
Deel A

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Zelfredzaamheid
Wanneer iemand voor zich zelf kan zorgen is hij/zij zelfredzaam.


Slide 3 - Tekstslide

Wat is zelfredzaamheid?

Slide 4 - Open vraag

Slide 5 - Video

Noem twee voorbeelden hoe je zelfredzaamheid kunt stimuleren

Slide 6 - Open vraag

Na veel oefenen kan Thomas nu zijn eigen veters strikken.
Wat is verbeterd nu Thomas zijn veters kan strikken?
Er zijn TWEE antwoorden goed.
A
zijn grove motoriek
B
zijn afhankelijkheid
C
zijn fijne motoriek
D
zijn zelfredzaamheid

Slide 7 - Quizvraag

Schoonmaakmiddelen 




Onderhoudsmiddelen: een extra beschermlaag aanbrengen 

Reinigingsmiddel: aangekleefd vuil losmaken 

Desinfecteermiddelen:  

Slide 8 - Tekstslide

functie van reinigingsmiddelen

A
aangekleefd vuil losmaken
B
micro-organismen doden
C
een extra beschermlaag aanbrengen

Slide 9 - Quizvraag

De onderhoudsmiddelen zorgen ervoor dat materialen een extra beschermlaagje krijgen. Alle onderhoudsmiddelen zijn hetzelfde.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Welk schoonmaakmiddel moet ik gebruiken als ik een beschermlaag aan de vloer wil aanbrengen?
A
Desinfecteermiddel
B
Reinigingsmiddel
C
Onderhoudsmiddel
D
Ontsmettingsmiddel

Slide 11 - Quizvraag

Waar gaan micro-organismen van dood?
A
desinfectiemiddel
B
chloor
C
ajax
D
Glassex

Slide 12 - Quizvraag

Wassymbolen

Slide 13 - Tekstslide

Bleken
Chemisch reinigen
Strijken
Droger
Wassen

Slide 14 - Sleepvraag

Wat staat er op het samenstellingsetiket?
A
hoe je de was moet wassen
B
Waar het textiel van is gemaakt
C
de wasvoorschriften
D
wassymbolen

Slide 15 - Quizvraag

Wat betekenen deze wassymbolen?
A
1 = in de wasmachine wassen op antikreuk-programma 2 = heet strijken 3 = niet bleken 4 = stomen mag 5 = mag in de droger
B
1 = in de wasmachine wassen op antikreuk-programma 2 = warm strijken 3 = bleken mag 4 = niet stomen 5 = mag in de droger
C
1 = in de wasmachine wassen op gewoon programma 2 = lauw strijken 3 = bleken mag 4 = niet stomen 5 = mag niet in de droger
D
1 = in de wasmachine wassen op gewoon programma 2 = warm strijken 3 = niet bleken 4 = stomen mag 5 = mag niet in de droger

Slide 16 - Quizvraag

Gevaarsymbolen 

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Stappen was sorteren 
1. Controleer het wasgoed 
2. Verdeel het wasgoed in vier groepen
3. Maak wasstapels (op temperatuur, kleur)
4. Stop het in de wasmachine en kies het juiste programma 

Slide 19 - Tekstslide

Voorbereiden van de was
- Controleer de was
Zakken leeghalen, ritssluitingen dicht, binnenste buiten keren en behandelvlekken
- Sorteer de was
Witte was, bonte was, fijne of synthetische was, wolwas en handwas

Slide 20 - Tekstslide

Sleep de onderdelen in de juiste volgorde zodat je de was juist kunt uitvoeren:
stap 1
stap 2
stap 3
stap 4
stap 5
stap 6
Was sorteren
Was ophangen
Wassen
Was controleren
Was strijken
Was opvouwen

Slide 21 - Sleepvraag