relative clauses

• Engels
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

relative clauses

year 3

Relative clauses

Een relative clause (betrekkelijke bijzin) geeft extra informatie over een zelfstandig naamwoord in de hoofdzin. Er zijn twee soorten: defining en non-defining relative clauses.

Relative clauses beginnen vaak met een relative pronoun = een betrekkelijk voornaamwoord

Voorbeeld: The girl who called said she'd ring again later
that's the man whose daughter is a footballer
 

Relative pronouns

Who → for people (The boy who is playing outside is my cousin.)

Which → for things/animals (The book which I borrowed is very interesting.)

That → for people/things in defining clauses (The cake that she baked was delicious.)

Whose → possession (The girl whose phone was stolen is upset.)

Where → for places (The café where we met was amazing.)

Defining clauses

Een defining relative clause geeft essentiële informatie. Zonder deze bijzin is de zin onduidelijk of onvolledig.

✅ The girl who is wearing a red dress is my sister.

(Er zijn meerdere meisjes, dus de bijzin zegt welke.)

Defining clauses

Kenmerken:

Geen komma’s

Gebruik van:

who (mensen) → The boy who sits next to me is my best friend.

which (dingen/dieren) → The book which I borrowed is interesting.

that (mensen & dingen, maar niet in non-defining clauses) → The car that he bought is expensive.

whose (bezit) → The student whose phone rang was embarrassed.

where (plaatsen) → The city where I was born is beautiful.

Defining clauses

📌 Let op: In defining clauses kun je who, which en that soms weglaten als ze geen onderwerp zijn.

➡ The movie (that) we watched was amazing.

Non-defining clauses

Een non-defining relative clause voegt extra, niet-essentiële informatie toe. Zonder deze bijzin blijft de zin logisch.

✅ My brother, who lives in Paris, is coming to visit.

(Ik heb maar één broer, dus de bijzin is gewoon extra info.)

Non-defining clauses

Kenmerken:

Altijd tussen komma’s

Gebruik van:

who (mensen) → My teacher, who is very kind, helped me a lot.

which (dingen/dieren) → The Eiffel Tower, which is in Paris, is famous.

whose (bezit) → My friend, whose dog is very cute, is visiting.

where (plaatsen) → Amsterdam, where I was born, is a great city.

NOOIT “that” gebruiken in non-defining clauses ❌

Non-defining clauses

📌 Let op: Je kunt who en which in non-defining clauses niet weglaten!

Stappenplan

essential info	yes	no
komma's	geen komma's	tussen komma's
pronouns	who/which/that	who of which
weglaten	pronoun weglaten als het niet verwijst naar een onderwerp	nooit weglaten!