NT LJ1 Theorie 1.2 Onwerpen

1.2
INDUSTRIEEL ONTWERPEN
Het ontwerpen van nieuwe producten en het verbeteren ervan is een continu proces. Veel gebruiksproducten bestonden tien jaar geleden nog niet of zagen er anders uit. Over tien jaar zijn deze producten nog verder doorontwikkeld.
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuur, Leven en TechnologieMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

1.2
INDUSTRIEEL ONTWERPEN
Het ontwerpen van nieuwe producten en het verbeteren ervan is een continu proces. Veel gebruiksproducten bestonden tien jaar geleden nog niet of zagen er anders uit. Over tien jaar zijn deze producten nog verder doorontwikkeld.

Slide 1 - Tekstslide


WELKE PRODUCTEN ZIJN DE AFGELOPEN JAREN
HEEL ERG VERANDERD?

Slide 2 - Open vraag

1.2
INDUSTRIEEL ONTWERPEN
Een industrieel ontwerper ontwerpt of verbetert producten voor mensen.
Voor gebruik thuis en voor op het werk. Van een operatietafel tot het interieur van een vrachtwagen, van een jampot tot een toilet.

Slide 3 - Tekstslide

1.2
INDUSTRIEEL ONTWERPEN
Elke toepassing stelt andere eisen aan je fiets.
Je wilt dat hij heel blijft en je er niet aframmelt, dus je moet een stevige bouw hebben. Je wilt dat hij niet te zwaar is, dus is het zinvol dat je een goede kennis van mogelijke materialen hebt. Je wilt dat de mounatinbike eruit ziet als terreinfiets en de kinderfiets als kinderfiets.

Slide 4 - Tekstslide

1.2
INDUSTRIEEL ONTWERPEN
Je moet als ontwerper goed kunnen vormgeven. Producten moeten zo eenvoudig en doeltreffend mogelijk bediend kunnen worden.
De fiets heeft een stuur, remmen, pedalen en versnellingen. Om dat als gebruiker goed te kunnen bedienen, heb je als ontwerper verstand van ergonomie nodig. Producten moeten tegen een concurrerende prijs kunnen worden geproduceerd. De wielen worden gespaakt, het frame wordt gelast, gesoldeerd of in een matrijs gegoten. Je moet verstand hebben van producttechnieken. En dan ben je er nog niet. De fiets moet worden verkocht, verpakt en vervoerd naar de winkels. Mensen moeten weten dat hij bestaat (reclame), ze moeten weten hoe hij werkt en welke accessoires ze erbij kunnen krijgen (documentatie). De industrieel ontwerper is er verantwoordelijk voor dat al deze aspecten goed doordacht zijn en op elkaar aansluiten!

Slide 5 - Tekstslide

1.2
ONTWERPEN IN STAPPEN
Hier zie je ontwerpen van een nieuwe auto. Deze ontwerpen zijn gedachten die zijn uitgewerkt en omgezet zijn in ontwerpschetsen. Het bedenken van een nieuw product noem je ontwerpen.

Slide 6 - Tekstslide


ONWERPEN GAAT STAP VOOR STAP
NOEM EENS EEN PAAR STAPPEN!

Slide 7 - Open vraag

1.2
ONTWERPEN
1. Je denkt goed na over de behoefte.
Misschien vind jij dat je een goed idee hebt, maar vinden anderen dat ook? Lijkt het anderen een handig product of is het een oplossing ergens voor? Als je een nieuw ontwerp hebt, is het handig om van te voren na te gaan of er wel behoefte aan dit product is.

Slide 8 - Tekstslide

1.2
ONTWERPEN
2. Je bepaalt de functie(s) van het product.
Om ervoor te zorgen dat je product goed wordt, bepaal je van te voren waar het product voor is. Wat ga je ontwerpen? Wat moet je nieuwe product allemaal kunnen? Nieuwe telefoons kunnen bijvoorbeeld naast bellen ook foto's maken.

Slide 9 - Tekstslide

1.2
ONTWERPEN
3. Je stelt een programma van eisen op.
Dit hangt natuurlijk sterk samen met het vorige punt: denk na hoe de behoefte in het nieuwe product verwerkt kunnen worden. Denk bijvoorbeeld aan prijs, grootte, stevigheid. Je eisen moet je kunnen controleren.

Slide 10 - Tekstslide

1.2
ONTWERPEN
4. Je bedenkt allerlei oplossingen voor problemen.
    Je maakt schetsen, tekeningen en schaalmodellen.
Er zijn altijd wel obstakels in je ontwerp. De telefoon moet bijvoorbeeld klein zijn om overal mee naartoe te nemen, maar wel groot genoeg om alle functies te herbergen. De verhouding tussen prijs en kwaliteit moet goed zijn, anders koopt niemand je product. Oplossingen moeten aan de functies en eisen voldoen.

Slide 11 - Tekstslide

1.2
ONTWERPEN
5. De beste mogelijkheid werk je uit in (een reeks) technische tekeningen
Maak een schets op papier of op de computer. Er is altijd meer dan 1 goede oplossing, kies de beste uit of maak verschillende ontwerpvoorstellen.

Slide 12 - Tekstslide

1.2
ONTWERPEN
6. Je maakt een prototype (voorbeeld) om te testen of alles goed werkt.
Test in hoeverre het voldoet aan de gestelde eisen met behulp van een experiment. Aan de hand het experiment in de voorgaande stap beoordeel je of je ontwerp inderdaad voldoet aan de estelde eisen Beschrijf eventueel welke problemen of tekortkomingen je ontdekt tijdens het experiment. Beschrijf verbeteringen en aanpassingen. Doe aanpassingen waar nodig en test opnieuw.

Slide 13 - Tekstslide

1.2
ONTWERPEN
7. als het prototype in orde is, kun je het product ook echt gaan maken.
Als je alle laatste verbeteringen hebt aangebracht aan je prototype kun je het uiteindelijke product gaan maken! Denk ook goed na hoeveel dat allemaal gaat kosten en hoe je het in de markt gaat zetten.

Slide 14 - Tekstslide

1.2
VRAGEN
Ontwerpen
1. Wat is een programma van eisen?
    Een programma van eisen is...............................................................................................................

2. Waarom hebben mensen 'behoefte' aan nieuwe producten?
    Mensen hebben behoefe aan nieuwe producten omdat...............................................
    ..................................................................................................................................................................................

Slide 15 - Tekstslide

1.2
VRAGEN
Ontwerpen
3. Benoem de 6 stappen van de ontwerpcyclus.


    1...............................................................................................................................................................................
    2...............................................................................................................................................................................
    3...............................................................................................................................................................................
    4...............................................................................................................................................................................
    5...............................................................................................................................................................................
    6...............................................................................................................................................................................

Slide 16 - Tekstslide

1.2
VRAGEN
Ontwerpen
4. Benoem een aantal functies van een broodtrommel.

De functies van een broodtrommel zijn:

    1...............................................................................................................................................................................
    2...............................................................................................................................................................................
    3...............................................................................................................................................................................
    

Slide 17 - Tekstslide

1.2
VRAGEN
Ontwerpen
5. Waarom kiest een wielrenner ervoor om een bidon mee te nemen als hij 
    gaat fietsen en niet een pak melk?


    1...............................................................................................................................................................................
    2...............................................................................................................................................................................
    3...............................................................................................................................................................................
    

Slide 18 - Tekstslide