W3a1-Duits-01122020

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Uitlegvideo

Er volgt nu een korte video met uitleg over de naamvallen (niet alleen de derde)
en een paar voorbeelden

Und jetzt du ....

Mache die Übungen!

Waar staat de eerste naamval voor?

1. gezegde
2. onderwerp
3. lijdend voorwerp
4. meewerkend voorwerp

Waar staat de vierde naamval voor?

1. gezegde
2. onderwerp
3. lijdend voorwerp
4. meewerkend voorwerp

Waar staat de derde naamval voor?

1. gezegde
2. onderwerp
3. lijdend voorwerp
4. meewerkend voorwerp

Hoe vind je een bepaald zinsdeel?

zin in een andere tijd zetten

wie/wat + gez + ond

wie/wat + gez

aan/voor wie?

gezegde

lijdend voorwerp

onderwerp

meewerkend voorwerp

Welk voorzetsel hoort niet in dit rijtje?

1. gegen
2. aus
3. bei
4. nach

Nimm noch Mal dein Buch

TB S. 37 - Meine Grammatik - 4

Bekijk de uitgangen goed!

Welcher Satz ist falsch?

1. Ich gehe zu meiner Mutter.
2. Du schenkst deiner Freundin ein Buch.
3. Er ist bei sein Freund.
4. Der Buchstabe H kommt nach dem G.

Ergänze (schrijf het hele woord):
Ich wohne bei d... Tante.

Ergänze (schrijf het hele woord):
Jan hat d... Lehrer das Buch gegeben.

Ergänze (schrijf het hele woord):
Das Buch habe ich von mein... Vater.

Ergänze:
Ich komme aus d.. Schule.

Ergänze:
Der Stift ist von mein... Onkel.

Ergänze:
Lina sucht nach d... Stift.

Ergänze:
Du trinkst aus e........ (een) Glas.

Ergänze:
Du lernst seit e.... (een) Jahr Deutsch.

Ergänze:
Er sucht nach e.... Aufgabe.

Eine Hilfe für die nächsten Aufgaben:

Schaue im TB auf S. 38/39

Schaue im AB auf S. 46 - 49

Sleep de NLse vertaling naar het Dse woord

kennenlernen

zuhören

gespannt sein

benieuwd zijn

luisteren

leren kennen

Sleep de NLse vertaling naar het Dse woord

hilfsbereit

verständnisvoll

großzügig

behulpzaam

gul

begripvol

Sleep de NLse vertaling naar het Dse woord

der Künstler

der Zuschauer

die Aufführung

de  opvoering

de kunstenaar

de toeschouwer

Welches Wort passt?
Er findet immer eine gute ..........

1. Geschenk
2. Lösung
3. Idee
4. Wahrheit

Welches Wort passt?
Sie schickt eine ............

1. Bericht
2. Text
3. SMS
4. Handy

Welches Wort passt?
Er hat die deutsche ..........

1. Nationalität
2. Sprache
3. Grenze
4. Partnerstadt

Was bedeutet:
das Austauschprogramm

Was bedeutet:
miteinander lachen

Was bedeutet:
alles teilen

Was bedeutet:
die Klassenfahrt

Was bedeutet:
simsen

Übersetze NL/D
Dat zie ik anders

Übersetze NL/D:
Wij zien elkaar altijd na school

Übersetze NL/D:
Je hebt gelijk

Jullie hebben allemaal een onvoldoende ... (grapje!)