Check in Neue Kontakte Kapitel 6 (Lernliste und Aussprache)

Check in - Kapitel 6
Ik ken de woorden bij het thema 'Freizeit' 
Ik ken de uitspraak regels van de Umlaut
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Check in - Kapitel 6
Ik ken de woorden bij het thema 'Freizeit' 
Ik ken de uitspraak regels van de Umlaut

Slide 1 - Tekstslide

Aussprache Umlaut

Slide 2 - Tekstslide

Op welke klinkers kunnen in het Duits een Umlaut komen?

Slide 3 - Open vraag

Hoe spreek je de a hier uit: Käse
A
a (kat)
B
ee (zee)
C
aa (kaas)

Slide 4 - Quizvraag

Hoe spreek je de o hier uit: Groß
A
eu (neus)
B
o (kom)
C
oo (voor)

Slide 5 - Quizvraag

Hoe spreek je de au hier uit: Träumen
A
oi (hoi)
B
au (gauw)
C
eu (neus)

Slide 6 - Quizvraag

Hoe spreek je de u hier uit: gesund
A
uu (vuur)
B
oe (schoen)
C
u (punt)

Slide 7 - Quizvraag

Hoe spreek je de o hier uit: Flöte
A
oo (groot)
B
oi (hoi)
C
eu (deur)

Slide 8 - Quizvraag

Hoe spreek je de u hier uit: Tür
A
uu (vuur)
B
u (put)
C
oe (koe)

Slide 9 - Quizvraag

Lernliste DN 

Slide 10 - Tekstslide

Was bedeutet: witzig
A
saai
B
grappig
C
geweldig
D
droevig

Slide 11 - Quizvraag

Was bedeutet: manchmal
A
soms
B
vaak
C
alleen
D
samen

Slide 12 - Quizvraag

Was bedeutet: übersetzen
A
samenvatten
B
overzetten
C
voorgeven
D
vertalen

Slide 13 - Quizvraag

Vertaal het woord: vor allem

Slide 14 - Open vraag

Vertaal: fernsehen

Slide 15 - Open vraag

Vertaal: benutzen

Slide 16 - Open vraag

Lernliste ND Freizeit

Slide 17 - Tekstslide

Welches Wort passt nicht in die Reihe?
A
die Gitarre
B
das Schlagzeug
C
Musik hören
D
reiten

Slide 18 - Quizvraag

Übersetze: aan sport doen
A
Sport machen
B
Sport treiben
C
Sporten
D
Sport haben

Slide 19 - Quizvraag

Übersetze: of
A
oder
B
mit
C
zu
D
manchmal

Slide 20 - Quizvraag

Wie sagt man: Ik ga naar de bioscoop
A
Ich gehe nach dem Kino
B
Ich gehe ins Kino
C
Ich gehe zum Kino

Slide 21 - Quizvraag

Wie sagt man: wij gaan naar het zwembad
A
Wir gehen zum Schwimmbad
B
Wir gehen nach dem Schwimmbad
C
Wir gehen ins Schwimmbad

Slide 22 - Quizvraag

Ergänze: Die Aufgabe finde ich .....
A
manchmal
B
mit
C
blöd
D
langweilig

Slide 23 - Quizvraag

Ergänze: Wenn ich Hausaufgaben mache, ...........
A
höre ich gerne Musik.
B
spiele ich Klavier.
C
tanze ich gern.
D
gehe ich ins Kino.

Slide 24 - Quizvraag

Das Gegenteil von blöd ist:
A
schwierig
B
langweilig
C
interessant

Slide 25 - Quizvraag

Das Gegenteil von leicht ist
A
toll
B
schwierig
C
schön
D
interessant

Slide 26 - Quizvraag