vwo 3 H1 Schrijven, inleiding en slot

1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze les

  • Uitleg over het schrijven van een inleiding en een slot
  • Bouwplan > schrijven voorbereiden

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Een inleiding en slot schrijven
  • Zorg dat je de aandacht trekt, maak de lezer nieuwsgierig
  • Introduceer het onderwerp
  • Hoofdvraag, probleem, standpunt
  • Hoofdgedachte in het slot
  • Je formuleert dus het antwoord op je hoofdvraag, een oplossing voor je probleem of  een herhaling van je standpunt. Dit is vaak een conclusie. 
  • Gebruik signaalwoorden!

Slide 4 - Tekstslide

Waarmee trek je niet de aandacht van de lezer?
A
Iets uit de actualiteit
B
Een anekdote
C
Een stukje geschiedenis
D
Een verwijzing naar een andere tekst

Slide 5 - Quizvraag

In welke alinea trek je de aandacht van de lezer? Waarom in deze alinea?

Slide 6 - Open vraag

In welke alinea introduceer je het onderwerp?

Slide 7 - Open vraag

Diana in crashte terug, waarde geschat op 10 miljoen

De eigenaar van de auto waar prinses Diana 25 jaar geleden in verongelukte, eist dat de Franse autoriteiten het voertuig aan hem teruggeven. Volgens Jean-Francois Musa, voormalig eigenaar van verhuurbedrijf Etoile Limousines, is de auto ‘wettelijk gezien’ van hem.

,,Het enige probleem is dat het wrak van de Mercedes-Benz S280 anno 2022 nergens te bekennen is”, aldus Musa tegenover de Britse tabloid The Mirror. ,,Ik weet niet waar de auto is. Ik weet alleen dat deze wettelijk gezien van mij is en ik wil ‘m natuurlijk terug”, zo zegt de 63-jarige tegen de krant. ,,Hij had allang teruggegeven moeten zijn, maar dat is tot nu toe onmogelijk gebleken.”

Slide 8 - Tekstslide

Op welke manier wordt de aandacht van de lezer getrokken in de vorige tekst?

Slide 9 - Open vraag

In de 2e alinea wordt het onderwerp geïntroduceerd. Wat voor onderwerp is het?
A
Er wordt een standpunt gegeven.
B
Er wordt een probleem geformuleerd
C
De hoofdgedachte wordt geformuleerd
D
Geen van deze

Slide 10 - Quizvraag