BS 9.1 Chemie in cellen

Thema 3 Stofwisseling
B1
Chemie in cellen
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 3 Stofwisseling
B1
Chemie in cellen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
  • Je kunt omschrijven wat stofwisseling, assimilatie en dissimilatie zijn en wat er bij deze reacties met de energie gebeurt.

Begrippen: stofwisseling, chemische energie, assimilatie, dissimilatie, koolstofassimilatie, voortgezette assimilatie, energiedragers, ATP, ADP, AMP, NAD+, NADP+, fosforylering

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Video

Stofwisseling
  • Het geheel van chemische omzettingsprocessen in een organisme 
  • Ook wel metabolisme genoemd
  • Intensiteit basale metabolisme (ruststofwisseling): hoeveelheid zuurstof meten die een individu in rust verbruikt
  • O.a. afhankelijk van geslacht, leeftijd, lichaamsgewicht

Slide 5 - Tekstslide

Organisch - anorganisch
Organisch:

  • groot, ingewikkeld gebouwd molecuul 
  • bevat een of meer koolstofatomen, altijd H-atomen en vaak ook O-atomen
  • afkomstig van organismen 

Anorganisch:
  • kleine, eenvoudig gebouwde moleculen
  • stoffen die zowel in organismen voorkomen als in de levenloze natuur.

Slide 6 - Tekstslide

Chemische energie

Energie in atoombindingen (zie ruimtelijk model van glucose)

Slide 7 - Tekstslide

Structuurformule


welke atomen zijn aan elkaar gebonden...

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Link

Vormen van stofwisseling
Er zijn twee vormen van stofwisseling:
- dissimilatie (afbraak)
- assimilatie (opbouw)

Slide 10 - Tekstslide

Assimilatie
Assimilatie is het maken van organische stoffen uit kleinere moleculen

Bij fotosynthese wordt glucose gemaakt: koolstofassimilatie (B3).
Glucose is een groot molecuul, met C, H en O atomen.

Slide 11 - Tekstslide

Autotroof organisme
kunnen zelf glucose (organisch molecuul) maken uit CO2 en water (anorganische moleculen). 

Dit wordt koolstofassimilatie genoemd. Het proces fotosynthese is koolstofassimilatie met behulp van licht.

Slide 12 - Tekstslide

Heterotroof organisme
haalt zijn energie uit organische moleculen en is dus afhankelijk van andere organismen voor zijn voeding

Dit kan zonder zuurstof, maar gaat veel makkelijker met zuurstof


Slide 13 - Tekstslide

Dissimilatie
Het afbreken van grote organische stoffen tot kleinere moleculen is dissimilatie (B5)

Dissimilatie is om energie vrij te maken voor celprocessen, zoals assimilatie of stoffentransport.

Slide 14 - Tekstslide

Assimilatie
Heterotrofe organismen doen ook aan assimilatie (B4).
- eiwitsynthese
- glycogeen
- vetten

Omzetten van voedingsstoffen naar lichaamseigenstoffen is assimilatie.

Slide 15 - Tekstslide

Stofwisseling in cellen

Slide 16 - Tekstslide

Nog een herhalingsvideo nodig?

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Maak opdracht 1 t/m 3

Slide 19 - Tekstslide

Energiedragers
  • Adenosinetrifosfaat (ATP)
  • Adenosinedifosfaat (ADP)
  • Adenosinemonofosfaat (AMP)
  • Nicotinamide-adenine-dinucleotide (NAD+)
  • Nicotinamide-adenine-dinucleotide-fosfaat (NADP+)

Slide 20 - Tekstslide

ATP

Slide 21 - Tekstslide

2 video's over ATP
Kies degene die je voorkeur heeft:
1. NGbiologie
2. Ruud Lekkerkerk

Slide 22 - Tekstslide

0

Slide 23 - Video

Slide 24 - Video

Maak opdracht 4 t/m 6
Klaar?
Lees de context 'Tweede leven voor urine' en maak de opdrachten 7 t/m 9

Klaar?
Check of je de leerdoelen hebt gehaald met de flitskaarten en Test Jezelf

Slide 25 - Tekstslide

Lesafsluiter

Slide 26 - Tekstslide

Welke stof is organisch?
A
glucose
B
water
C
ijzer
D
koolstofdioxide

Slide 27 - Quizvraag

Wat is geen organische stof?
A
Glucose
B
DNA
C
Koolstofdioxide
D
Vetzuur

Slide 28 - Quizvraag

Wat zijn de kenmerken van een organische stof?
A
Ze bevatten C/H/O-atomen
B
Het zijn relatief kleine moleculen
C
Ze worden gemaakt door organismen
D
Het zijn relatief grote moleculen

Slide 29 - Quizvraag

Welke van onderstaande antwoorden hebben betrekking op
an-organische stoffen?
A
Ze bestaan uit C/H/O-atomen
B
Ze komen uit de levenloze natuur
C
Het zijn relatief grote moleculen
D
CO2 is een organisch molecuul

Slide 30 - Quizvraag

Welke van onderstaande moleculen zijn anorganisch?
A
Eiwitten
B
ijzer
C
Keukenzout (NaCl)
D
Glucose

Slide 31 - Quizvraag

Welke van onderstaande moleculen
zijn organisch?
A
Koolhydraten
B
Aminozuren (bouwstenen eiwitten)
C
Mineralen
D
Vitamines

Slide 32 - Quizvraag

Vul in:

.......... + zuurstof --> energie + water+ koolstofdioxide
A
melkzuur
B
fotosynthese
C
verbranding
D
glucose

Slide 33 - Quizvraag

Welk van deze organismen is autotroof?
A
gorilla
B
goudvis
C
geranium
D
gierzwaluw

Slide 34 - Quizvraag

Het maken van glucose uit koolstofdioxide en water door autotrofe organismen heet ....
A
Assimilatie
B
Dissimilatie
C
Koolstofassimilatie
D
Voortgezette assimilatie

Slide 35 - Quizvraag

Bij dit proces is energie nodig.
A
Assimilatie
B
Dissimilatie

Slide 36 - Quizvraag

Hoe wordt het proces genoemd waarbij een energierijk ATP ontstaat door binding van een fosfaatgroep aan ADP?

Slide 37 - Open vraag