Levensloop hoofdstuk 4

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Voorraad- & stroomgrootheden
  • Een voorraadgrootheid laat zien wat de waarde van iets op een bepaald moment is. Een voorbeeld is de hoeveelheid spaargeld die je op een bepaald moment hebt.
  • Een stroomgrootheid geeft de waardeverandering over een bepaalde periode weer. Een voorbeeld is de rente die je op je spaargeld krijgt.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Voorraadgrootheid
Stroomgrootheid
Ontvangen kleedgeld in Januari
Loon van je bijbaan in het eerste kwartaal van 2025
Spaarbedrag op spaarrekening op 31 januari
Ontvangen zakgeld in Februari

Slide 4 - Sleepvraag

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Link

Waarom kan een flexibel arbeidscontract (een contract waarbij het niet vast ligt hoeveel uren je per week werkt) een reden zijn om geen kinderen te krijgen?

Slide 12 - Open vraag

Rolverdeling in de huishouding
- Opgroeiende kinderen --> Wie draagt de zorg?
- Meer of minder werken? --> Gaan beide ouders minder werken, een, of geen van beide (welke kosten komen hier bij kijken)?
- Wie doet het huishoudelijk werk? --> Wat is de verdeling hierin, doet één iemand dit of worden deze taken verdeeld?

Slide 13 - Tekstslide

Taakverdeling en opofferingskosten
- Rolverdeling heeft te maken met geldelijke opofferingskosten. Hoe hoger het inkomen, des te hoger de opofferingskosten van korter werken. 
- Opofferingskosten zijn de gederfde netto baten van het beste, niet gekozen, alternatief
- Als iedereen zich bezighoudt waar hij/zij goed in is, besteed je zo min mogelijk tijd aan het huishouden.

Slide 14 - Tekstslide

Janneke heeft haar VWO afgerond en staat nu voor twee keuzes: 1. studeren, 2. werken. Als Janneke gaat werken kan ze niet studeren, maar verdient zij wel €10.000 in haar eerste jaar. Als Janneke gaat studeren kan ze niet werken. Haar eerste jaar studeren kost €2.500.
Wat zijn de opofferingskosten voor Janneke indien zij besluit te gaan studeren?
A
€10.000
B
€2.500
C
€12.500
D
€7.500

Slide 15 - Quizvraag

Maken opdrachten
Wat?: 4.1 tm 4.6 
Hoe?: Maak het huiswerk in duo's
Geluidsniveau: Fluisterend
Tijd?: Tot einde van de les
Vragen?: Stel eerst je vraag aan je duo, kom je er samen niet uit stel dan de vraag aan de docent
Uitkomst?: Volgende les gaan we de opdrachten bespreken en de opgedane kennis gebruiken voor het vervolg van H4
Klaar?: Maak 4.6 tm 4.9 (4.1 tm 4.9 is huiswerk)

Slide 16 - Tekstslide

Klassikaal opdracht 4.12 a
Pim
Martijn
Totaal
Schoonmaken
Tuin onderhouden
totaal

Slide 17 - Tekstslide

Klassikaal opdracht 4.12 a
Pim
Martijn
Totaal
Schoonmaken
8 uur
8 uur
Tuin onderhouden
2 uur
2 uur
totaal
8 uur
2 uur
10 uur

Slide 18 - Tekstslide

Klassikaal opdracht 4.12 c
Pim
Martijn
Totaal
Schoonmaken
Tuin onderhouden
totaal

Slide 19 - Tekstslide

Klassikaal opdracht 4.12 c
Pim
Martijn
Totaal
Schoonmaken
6 uur
3 uur
9 uur
Tuin onderhouden
2 uur
2 uur
totaal
6 uur
5 uur
11 uur

Slide 20 - Tekstslide

Absoluut en comparatief voordeel
Absoluut voordeel = de ene persoon kan een taak sneller of goedkoper uitvoeren.

Comparatief voordeel = Relatief voordeel: iemand heeft een comparatief voordeel bij de taak waar hij in vergelijking met de ander het minst slecht in is of in vergelijking met de ander de grootste voorsprong in heeft.

Slide 21 - Tekstslide

Tabel 4.12
Fatima heeft een absoluut voordeel bij zowel koken als schoonmaken. Echter Roy heeft een kleinere achterstand bij koken dan bij schoonmaken. Roy heeft een comparatief voordeel bij koken. 
Fatima heeft in vergelijking met de ander de grootste voorsprong bij schoonmaken, dus Fatima heeft een comparatief voordeel bij schoonmaken.

Slide 22 - Tekstslide

Klassikaal opdracht 4.13
Fatima
Roy
Totaal
Koken
Schoonmaken
totaal

Slide 23 - Tekstslide

Klassikaal opdracht 4.13
Fatima
Roy
Totaal
Koken
2 uur
6 uur
8 uur
Schoonmaken
12 uur
12 uur
totaal
14 uur
6 uur
20 uur

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

4.6 Koophuis of huurhuis?
Recht van hypotheek. Het recht dat indien de schuld niet kan worden afbetaald, het onderpand gedwongen verkocht mag worden om daarmee de schuld af te betalen.

Hypotheekgever en hypotheeknemer

Slide 26 - Tekstslide

Wat is het voordeel van huren van een woning?

Slide 27 - Open vraag

Wat is het voordeel van kopen van een woning?

Slide 28 - Open vraag

Annuïteit
Een annuïteitenhypotheek heeft de volgende kenmerken:
tijdens de looptijd los je periodiek af;
de bruto maandlasten zijn elke maand hetzelfde;
de netto maandlasten stijgen langzaam, omdat het belastingvoordeel afneemt.

Slide 29 - Tekstslide

Lineair
De kenmerken van een lineaire hypotheek zijn:
tijdens de looptijd los je elke maand hetzelfde bedrag af;
in het begin betaal je veel rente, aan het einde weinig;
zowel de bruto- als de netto hypotheeklasten dalen in de loop van de tijd.

Slide 30 - Tekstslide

Stroomgrootheid
Voorraadgrootheid
Betaalde hypotheekrente
Huur
Hypotheekschuld
Onderhoudskosten

Slide 31 - Sleepvraag

Antonia en Stella kopen een huis voor 4 ton. Ze lenen het geld bij de bank. Als Antonia en Stella hun baan verliezen, moeten ze het huis verkopen. Ze hadden al € 50.000 afgelost. De woning is 20% in waarde gedaald. Bereken de restschuld na verkoop.

Slide 32 - Open vraag