quiz vragen hoofstuk 2 klas 2

quiz vragen hoofstuk 2 klas 2
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

quiz vragen hoofstuk 2 klas 2

Slide 1 - Tekstslide

giraal geld is:
A
bankbiljet
B
bankbiljetten en munten
C
wat je op je bankrekening hebt staan
D
plastic geld

Slide 2 - Quizvraag

Is de formule juist?
Nieuw saldo = Oud saldo + uitgaven - ontvangsten
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een nadeel van lenen?
A
Je moet de lening terugbetalen.
B
Je moet de lening met rente terugbetalen
C
Beide antwoorden zijn goed.
D
Beide antwoorden zijn fout.

Slide 4 - Quizvraag

Wat is geen reden om te lenen?
A
Je hebt onverwachts geld nodig
B
Je wilt nu al iets duur hebben
C
Je wilt extra sparen

Slide 5 - Quizvraag

Wat is geen geldfunctie:
A
Ruilmiddel
B
Spaarmiddel
C
Groeimiddel
D
Rekenmiddel

Slide 6 - Quizvraag

Directe ruil is:
A
geld tegen een product ruilen
B
een product tegen geld ruilen
C
geld tegen geld ruilen
D
een product tegen een product ruilen

Slide 7 - Quizvraag

Wat is geen reden om te sparen?
A
Sparen uit voor voorzorg
B
Sparen als rekenmiddel
C
Sparen voor rente
D
Sparen voor een doel

Slide 8 - Quizvraag

Als ik spaar voor het geval dat mijn televisie kapot gaat, spaar ik ...
A
voor een doel
B
voor de rente
C
uit voorzorg

Slide 9 - Quizvraag

Als je bij de bank spaart krijg je rente. Wat is rente?
A
Salaris als je bij de bank werkt
B
Een beloning van de bank
C
Een schuld die je aan de bank hebt
D
Een schuld die de bank heeft

Slide 10 - Quizvraag

Maandtermijn is:
A
Elk maand mag je lenen
B
Vaste inkomsten
C
Vaste bedrag dat je leent
D
Vast bedrag per termijn die je betaald

Slide 11 - Quizvraag

Premie is de vergoeding die de verzekeraar betaald om verzekerd te zijn.
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quizvraag

Het bedrag dat de verzekeraar aan de verzekerde betaalt bij schade
A
Premie
B
Claim
C
Schadevergoeding
D
Geldsom

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een polis?
A
Verzekeringsbewijs
B
Iemand uit Polen
C
Verzekeraar
D
Verzekerde

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een eigen risico?
A
deel van de schade die je zelf moet betalen
B
deel van de schade die de verzekeraar betaalt
C
toeslag op de premie
D
eigen schuld-dikke- bult premie

Slide 15 - Quizvraag

Ik wil mijn telefoon verzekeren en betaal ........ aan de .......
A
premie, verzekerde
B
premie, verzekeringsmaatschappij
C
schadevergoeding, verzekerde
D
schadevergoeding, verzekeraar

Slide 16 - Quizvraag

Bereken je rente na een jaar:
Spaargeld = 150 euro
Rentepercentage = 2,3%
A
345
B
6.521,74
C
65,22
D
3,45

Slide 17 - Quizvraag

Samir betaald € 17,50 rente over een lening van € 350. Hoe hoog is het rentepercentage van zijn lening?
A
19%
B
5,5%
C
5%
D
17,5%

Slide 18 - Quizvraag