HIN 2BKA - oefentoets bespreken en herhalen woordsoorten

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Welkom
Ga rustig zitten volgens de plattegrond.  

Pak  je boek, schrift en pen. 
En log alvast in op deze LessonUP. 





timer
3:00

Slide 2 - Tekstslide

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 5 - Grammatica WS
1. Lesdoelen
2. Herhaling woordsoorten
3. Oefentoets nakijken 
4. Bonusopdracht 
5. Afronden

Slide 3 - Tekstslide

  • Je leert wat woordsoorten zijn;
  • Je hebt de theorie van leerjaar 1 herhaald;
  • Je hebt 10 minuten zelfstandig gewerkt.
Lesdoelen

Slide 4 - Tekstslide

Woordsoorten Basis

  • Werkwoord (lj. 1)
  • Lidwoord (lj. 1)
  • Zelfstandig naamwoord (lj. 1)
  • Bijvoeglijk naamwoord
  • Voegwoord
Woordsoorten Kader

  • Werkwoord (lj. 1)
  • Lidwoord (lj. 1)
  • Zelfstandig naamwoord (lj. 1)
  • Bijvoeglijk naamwoord (lj. 1)
  • Voorzetsel (lj. 1)
  • Voegwoord
  • Persoonlijk voornaamwoord
  • Bezittelijk voornaamwoord

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een voegwoord?
Een voegwoord ...
A
verbindt zinnen of woorden met elkaar.
B
verbindt een werkwoord aan een ander werkwoord.
C
zijn twee woorden die aan elkaar verbonden zijn.

Slide 6 - Quizvraag

Een voegwoord plakt twee zinnen aan elkaar. Wat is geen voegwoord?
A
zodra
B
omdat
C
maar
D
allemaal

Slide 7 - Quizvraag

Voegwoorden
Twee zinnen kun je verbinden met een voegwoord.

Voorbeelden van voegwoorden zijn:
en, want, maar, of, omdat en als.

Slide 8 - Tekstslide

Wat zijn voegwoorden?
A
om / kaas
B
want / toen
C
maar / en
D
maar / toen

Slide 9 - Quizvraag

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
mensen, planten, dieren, dingen
B
mensen, planten, dieren, lidwoorden
C
mensen en dieren
D
mensen, lidwoorden

Slide 11 - Quizvraag

Een zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naamwoord is een woord voor een mens, dier, plant of ding. Een ding kan van alles zijn. 

vrouw, vader, hond, goudvis, kamerplant, tabaksplant, fiets, pen, voetbal, telefoon, AirPods, school.

Slide 12 - Tekstslide

Een zelfstandig naamwoord
Je herkent een zelfstandig naamwoord (zn) aan drie dingen:
1. Je kunt een zn in het meervoud zetten (een fiets, twee fietsen).
2. Je kunt een zn verkleinen. (fiets - fietsje).
3. Je kunt er een lidwoord voor zetten (de fiets, een fiets). 

Slide 13 - Tekstslide

Wat is geen bijvoeglijk naamwoord?
A
groene
B
sterke
C
man
D
boze

Slide 14 - Quizvraag

'Mooie' en 'rode' zijn bijvoeglijke naamwoorden. Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over:
A
Zelfstandig naamwoorden
B
Lidwoorden
C
Werkwoorden
D
Voorzetsels

Slide 15 - Quizvraag

wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 16 - Quizvraag

Bijvoeglijk naamwoord (bn)
Geeft extra info (details) over een zelfstandig naamwoord: de groene kat, het grote feest.
Zo herken je een bn:
  • Staat voor of acher het zn.
  • Heeft een korte vorm (groen) en een lange vorm (groene).
  • Trappen van vergelijking.

Slide 17 - Tekstslide

Wat zijn voorzetsels?
A
de, het, een
B
in, voor, achter
C
raam, deur, wand
D
voorlezen, voorspellen, voorzeggen

Slide 18 - Quizvraag

Wat is een voorzetsel?
A
Klein
B
op
C
auto
D
meisje

Slide 19 - Quizvraag

Voorzetsel
Een voorzetsel is een kort woord. Voorzetsels zijn woorden als aan, in, op, uit en voor. Ze vormen meestal het begin van een woordgroep: aan de muur, in de kast, op donderdag, uit gewoonte, voor jou, enz. Voorzetsel geven vaak een plaats, tijd of reden aan. 

Slide 20 - Tekstslide

Voorzetsel
Voorzetsels worden vaak in combinatie met een zelfstandig naamwoord gebruikt.
  • Je kunt een voorzetsel vaak voor een lidwoord + zelfstandig naamwoord zetten: Voor de pauze.
  • Een voorzetsel staat meestal aan het begin van een zinsdeel: Ik ga naar de sportschool.
zo herken je een 

Slide 21 - Tekstslide

Oefentoets nakijken

Slide 22 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Wat:
Maak de bonusopdracht voor extra punten tijdens de toets van 
Cursus 5 Grammatica -> WS 
Hoe:
Zelfstandig en in stilte 
Hulp:
De theorie uit deze LessonUp.
Tijd:
10 minuten.
Klaar:
Klaar? Oefen dan verder op:
 

ZELFSTANDIG WERKEN
timer
10:00
Klik hier om te oefenen met zelfstandige naamwoorden
Speel dit spel om extra te oefenen met alle woordsoorten uit leerjaar 1.
Oefenen met lidwoorden
Oefenen met werkwoorden

Slide 23 - Tekstslide

Woordsoorten vind ik....
Makkelijk!
Heel moeilijk en ingewikkeld
Nog wel lastig, maar het komt nog wel goed.
Saai. Ik ken dit al lang.
Huh? Woordsoorten?

Slide 24 - Poll

Tot vrijdag!

Slide 25 - Tekstslide