Betoog deel 2

Welkom dh4!
Deze les:
Terugblik
Argumentatie
Opdrachten

Denk aan: boek (uit)lezen (deadline 2 april 23.59)
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom dh4!
Deze les:
Terugblik
Argumentatie
Opdrachten

Denk aan: boek (uit)lezen (deadline 2 april 23.59)

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik
Wat is een betoog?

Wanneer maak je een bouwplan? En waarom?

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik
Log in met je eigen naam.

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je over de inleiding?

Slide 4 - Woordweb

Over het middenstuk?

Slide 5 - Woordweb

En het slot?

Slide 6 - Woordweb

Pakkende titel

Slide 7 - Tekstslide

Voorbereidende opdracht
1. Wat doet de schrijver in de inleiding om de lezer nieuwsgierig te maken?
2. Waar eindigt de inleiding mee?
3. Welk schrijfdoel heeft de tekst?
4. Onderstreep de meningen en argumenten in de tekst.
5. Waaraan moet een tekst voldoen om een betoog te zijn?

Slide 8 - Tekstslide

Hoe schrijf je een goed argument en wat heb je daar allemaal voor nodig?

Slide 9 - Tekstslide

Goede argumentatie
Kernzin (argument) + uitleg met voorbeelden

Goede bronnen: dokters, onderzoeken, professoren, hooglerarenetc. 

Op de juiste manier citeren en parafraseren

Slide 10 - Tekstslide

Twee eisen
1. Een goed argument is juist. Dat wil zeggen: het is waar wat je zegt (feiten=controleren).
2. Een goed argument is daarnaast geldig: het gaat over het onderwerp van het meningsverschil en niet over iets anders.

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht: welke argumenten zijn juist en geldig? Waarom het andere argument(en) niet?
timer
3:00

Slide 12 - Tekstslide

Duo-opdracht
Ga naar Classroom en dan de voorbereidende opdracht 2.0.

Maak opdracht 36 en 37.

Eerder klaar? Maak de rest van de opdrachten.

timer
10:00

Slide 13 - Tekstslide

Let op!

Je schrijft je schrijfdossier in een bepaald thema.

Kies vóór de les donderdag jouw thema! 

Tip: denk na over een passende stelling/mening voor je betoog.

Slide 14 - Tekstslide

Welkom dh4!
Deze les:
Uitleg boekopdracht 2
Antwoorden examentekst
Brongebruik: citeren en parafraseren
Start betoog

Denk aan: boek (uit)lezen (deadline 2 april 23.59)

Slide 15 - Tekstslide

Uitleg boekopdracht 2
Zie Classroom

Deadline zondag 2 april 23.39

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Brongebruik
Wat is citeren?
En parafraseren?

Slide 19 - Tekstslide

Brongebruik
Je kunt citaten of parafrases gebruiken om concepten te definiëren, bewijsmateriaal aan te voeren of om een argument te ondersteunen.

Slide 20 - Tekstslide

Citeren
= letterlijk kopiëren van andermans woorden (zinsdeel, een zin of een alinea zijn)

Belangrijk! 
Zet de geciteerde tekst tussen aanhalingstekens en de originele auteur(s) correct in de tekst. 


Slide 21 - Tekstslide

Voorbeelden citaten
Volgens Van Dale is citeren: “een passage uit andermans werk overnemen in een eigen werk, meestal met bronvermelding”.

Veel hoogleraren hebben een voorkeur voor onderwijs in het Engels. Zo stelt hoogleraar Dierenwelzijn en Proefdierkunde Alexa Joseph in haar essay: “Onderwijs in het Engels bereidt studenten beter voor op een toekomst in het Engels-georiënteerde wetenschappelijke veld”.


Slide 22 - Tekstslide

Parafraseren
= andermans idee in je eigen woorden uitdrukken, maar het doel is de betekenis van de oorspronkelijke tekst behouden zonder de tekst woordelijk te kopiëren (citeren).

Uit onderzoek van Jawara in 2021 blijkt dat er veel behoefte is aan informatie over tweetalige opvoeding.



Slide 23 - Tekstslide

Citaat vs. parafrase
"Schiphol is de laatste tijd steeds vaker voorpaginanieuws," volgens onderzoeker Van der Meijden (2022).

vs. 

Onderzoeker Van Der Meijden heeft in 2022 bewezen/ beweert dat Schiphol afgelopen tijd steeds vaker op de voorpagina in het nieuws staat. 

Slide 24 - Tekstslide

Voor vandaag
Je hebt een thema gekozen die centraal komt te staan in jouw schrijfdossier/Jilster magazine.

Ook heb je alvast nagedacht over een passend standpunt voor je betoog.

Slide 25 - Tekstslide

Betoog
Je geeft jouw standpunt met argumenten. De argumenten in het middenstuk zien er als volgt uit: 
2 argumenten voor
1 tegenargument 
weerlegging van 1 argument voor

Tip: je mag natuurlijk nog een extra voor-argument geven. Het gaat niet om de meeste argumenten, maar juist hoe sterk jouw argumenten zijn.

Slide 26 - Tekstslide

Hoe zag zo'n argument eruit?
Kernzin
Uitleg 
Voorbeelden

Tip: gebruik bronnen (citaten/parafrases) en signaalwoorden

Slide 27 - Tekstslide

Aan de slag
Maak een bouwplan en gebruik voor je argumenten minimaal 4 verschillende bronnen die passen bij jouw stelling. 
Let op: één grotere bron van pagina's  de Volkskrant, Trouw, De Telegraaf, etc.

Aan het eind van deze les, lever je je bouwplan in via Classroom. 

Eerder klaar? Begin met een kladversie van je betoog = huiswerk voor de volgende les (dinsdag)

Slide 28 - Tekstslide