1ha1/1a2 - Je présente ma famille (voca F)

Tu vas présenter ta famille
Bron E
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Tu vas présenter ta famille
Bron E

Slide 1 - Tekstslide

timer
5:00
Apprendre: voca E/F
Klaar? : répéter bron C

OF : kleur les mots roze (vrouwelijk) of blauw (mannelijk)

Slide 2 - Tekstslide

timer
1:00
Team 1 - 2 punt
Team 2 - 1 punt
Team 3 - 3 punten

Voorzeggen = -1 punt
"Voler" = stelen = binnen 7 sec.

Slide 3 - Tekstslide

Les devoirs: 24 abd + foto
                   + 26a/b



Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Proefwerk Chapitre 1
13 oktober
1ha1 = 3e uur
1a2 = 4e uur

vocabulaire: A/B/E/F (blz. 52/53) + getallen (blz. 54)
bron: C/G (zinnen blz. 54) + D/H (grammatica blz 55)
         


Slide 7 - Tekstslide

  • Regarde vocabulaire F
  • La prononciation (uitspraak) vocabulaire F


Vocabulaire F

Slide 8 - Tekstslide

Attention!
1. Je présente ma famille
2. Je te pose (ik stel jou) une question

- C'est qui ?
- C'est la / le .... "


Slide 9 - Tekstslide

Voici ma famille

Slide 10 - Tekstslide

Voici ma famille

Slide 11 - Tekstslide

Pose-moi (stel mij) une question !

Gebruik Bron G  :
- Heb jij een .... ?

Slide 12 - Tekstslide

Regarde à la page 43
- On écoute et on lis le texte



Les familles en photo

Slide 13 - Tekstslide

Fais : 24 abd

Klaar ? : ex. 26 a/b


Slide 14 - Tekstslide

- Et toi? tu as une famille ?

Pour le mardi 3 octobre:
1. Je neemt een familiefoto mee (mag ook op telefoon)
2. Je voert een gesprekje in tweetallen.

Tip : gebruik ex. 26 a/b of bron G

Slide 15 - Tekstslide

  • Niks op tafel
  • Vragen achteraf (ik loop langs)

Slide 16 - Tekstslide

A. Vocabulaire
  1. de vakantie (de vakanties = 0,5 fout)
  2. en jij ?
  3. de tent
  4. jij spreekt
  5. de vis
  6. het is / dat is

Slide 17 - Tekstslide

A. Vocabulaire
1. la France - le français = 0 punt
2. petit(e) - pettite (0,5 punt) / pitit (0,5 punt)
3. aussi
4. le copain / l'ami
5. salut / bonjour
6. bien

    Slide 18 - Tekstslide

    B. Grammaire - het lidwoord
    Zet in het meervoud
    1. les pizzas - le pizzas (0,5 punt) / les pizza (0,5 punt)
    2. les campings
    3. les familles

    Slide 19 - Tekstslide

    B. Grammaire - het lidwoord
    1. la
    2. la
    3. les

    Slide 20 - Tekstslide

    B. Grammaire - het lidwoord
    Vervang le/la door un/une
    1. un frère
    2. une fille
    3. une tente

    Slide 21 - Tekstslide

    C. phrases-clés
    1. Comment tu t'appelles ?
    2. Je m'appelle ....
    3. Tu habites* ?
    4. J'habite à* ...

    *ou /a = goed gerekend

    Slide 22 - Tekstslide