Exercice 11b 1 a plus lentement que / b plus grande que /c plus riches qu’
2 a petit – plus petit – le plus petit / b gros – plus gros – le plus gros
c sportif – plus sportif – le plus sportif
3 a A: sympathique staat niet in de lijst met bijvoeglijke naamwoorden die voor het zelfstandi naamwoord komen.
b B: beau staat in de lijst met bijvoeglijke naamwoorden die voor het zelfstandig naamwoord komen.
c A: joli staat in de lijst met bijvoeglijke naamwoorden die voor het zelfstandig naamwoord komen.
4 a Het is een langzame auto.
b Mijn vader rijdt langzaam.
c Mijn moeder rijdt langzamer.
d Zij rijdt het langzaamst.
Het gaat hier om een bijwoord en niet om een bijvoeglijk naamwoord.
5 a meilleure – bijvoeglijk naamwoord
b meilleure – bijvoeglijk naamwoord
c le mieux – bijwoord
6 a aussi long que d aussi vite / rapidement que
b moins long que e moins vite / rapidement que
c le moins long f le moins vite / rapidement