4HV NN Basis P1-5

Je wilt het publiek zelf een mening laten vormen. Tekstdoel:
A
amuseren
B
informeren
C
opiniëren
D
overtuigen
1 / 13
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Je wilt het publiek zelf een mening laten vormen. Tekstdoel:
A
amuseren
B
informeren
C
opiniëren
D
overtuigen

Slide 1 - Quizvraag

Een vraag kan de hoofdgedachte van een tekst zijn.
A
juist
B
onjuist

Slide 2 - Quizvraag

De hoofdgedachte is een zin met een mededeling.
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Het onderwerp kun je ook weergeven in een zin.
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Hoe kun je de inleiding van je tekst aantrekkelijk maken?

Slide 5 - Open vraag

Wat zijn klassieke manieren om een sterke eerste zin te maken?

Slide 6 - Open vraag

Formuleer een negatief standpunt bij het onderwerp "Plenda"

Noteer twee argumenten die jouw standpunt ondersteunen. over het onderwerp 'Plenda'.

Slide 7 - Open vraag

Met wat voor signaal(woord) begint het slot vaak?

Slide 8 - Open vraag

Bij welke tekststructuur past geen slot met een samenvatting?
A
argumentatiestructuur
B
aspectenstructuur
C
probleem-oplossingsstructuur
D
voor- en nadelenstructuur

Slide 9 - Quizvraag

Wat is meestal de plek waar de kernzin staat in een alinea?
A
de eerste zin
B
de tweede zin
C
de middelste zin
D
de laatste zin

Slide 10 - Quizvraag

Welk verband geeft het signaalwoord 'daarna' aan?
A
opsommend
B
tegenstellend
C
chronologisch
D
concluderend

Slide 11 - Quizvraag

Welk signaalwoord geeft een vergelijkend verband aan?
A
daar staat tegenover
B
zoals
C
met andere woorden
D
verder

Slide 12 - Quizvraag

Woorden als 'argument' en 'stelling' noem je
A
functiewoorden
B
functionele woorden
C
signaalwoorden
D
kernwoorden

Slide 13 - Quizvraag