Thema 5 - bs 1: reageren op je omgeving

Zintuigen
  • prikkels uit de omgeving
  • opgevangen door 
              zintuigcellen
  • boodschap aan 
              hersenen via zenuwen = 
              impuls
  • centrale zenuwstelsel
Thema 5
bs 5.1
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Zintuigen
  • prikkels uit de omgeving
  • opgevangen door 
              zintuigcellen
  • boodschap aan 
              hersenen via zenuwen = 
              impuls
  • centrale zenuwstelsel
Thema 5
bs 5.1

Slide 1 - Tekstslide

Bs 1  zintuigen
Leerdoelen
1 Je kunt de werking van zintuigen beschrijven.
2 Je kunt de zintuigen noemen met hun ligging en hun prikkel.
3 Je kunt uitleggen wanneer zintuigen prikkels omzetten in zenuwimpulsen.

Slide 2 - Tekstslide

Vraag van vandaag?
Wat zijn zintuigen? en hoeveel zintuigen hebben we?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Welke zintuigen heb je?
 Zintuigen vangen prikkels op.
Een prikkel: informatie uit je omgeving

De organen die prikkels opvangen: oor, oog, neus, tong en huid




Slide 5 - Tekstslide

 adequate prikkel

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

pijnprikkels
- mechanische pijnprikkel  
bijv. een snee in je vinger

- thermische pijnprikkel 
bijv. branden aan kokend water

- chemische pijnprikkel 
bijv. gestoken worden door een bij

Slide 8 - Tekstslide

wat gebeurt er?
  1. Er valt licht in je ogen (= prikkel)
  2. Je cellen op je netvlies zetten die prikkels om in een impuls
  3. Het impuls gaat via je zenuwen naar je hersenen
  4.  Je ziet snoep 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Tekstslide

wat gebeurt er?

Slide 12 - Tekstslide

Je ziet, hoort, ruikt, proeft, voelt dus eigenlijk met je hersenen!

Slide 13 - Tekstslide

Wat gebeurt er met je waarnemingen?
Elke zintuigcel zet prikkels om in berichten.

impulsen > zenuwen > hersenen

Je hersenen versturen impulsen waardoor je lichaam reageert.

Zenuwen lopen in je rug via je ruggenmerg naar je hersenen. Dit samen vormen je zenuwstelsel

Slide 14 - Tekstslide

impulsfrequentie

Wanneer een prikkel sterker wordt, neemt de impulsfrequentie toe = per seconde meer impulsen.

De sterkte van het signaal blijft gelijk!

Slide 15 - Tekstslide

drempelwaarde

In de zintuigcellen ontstaan alleen impulsen als de prikkel sterk genoeg is.

de kleinste prikkel die een impuls veroorzaakt  = de drempelwaarde

Slide 16 - Tekstslide

gewenning

Je kunt gewend raken aan prikkels en daardoor verhoogd de drempelwaarde. 
Denk bijvoorbeeld aan je kleren. Na een poosje voel je niet meer dat je ze aan hebt!

Slide 17 - Tekstslide

Je kunt nu antwoord geven op de volgende vragen:
Welke zintuigen heb je?

Wat gebeurt er met je waarnemingen?

wat is een drempelwaarde?

Slide 18 - Tekstslide

opdrachten


Ga naar thema 5:  waarneming, gedrag en regeling
maak de opdrachten van bs 1 + de test jezelf



Slide 19 - Tekstslide

wat gebeurt er?


  1. geluid komt in je oor (= prikkel)
  2. Je cellen in het slakkenhuis zetten die prikkels om in een impuls
  3. Het impuls gaat via je zenuwen naar je hersenen
  4.  Je hoort de Jenny of Laurel overgaan 

Slide 20 - Tekstslide