bs 1: reageren op je omgeving

  • Ga rustig zitten
  • Pak je spullen
  • Maak de startopdracht
  Startopdracht

Schrijf in je schrift welke zintuigen je hebt, waar ze zitten en wat je ermee kunt waarnemen.
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

  • Ga rustig zitten
  • Pak je spullen
  • Maak de startopdracht
  Startopdracht

Schrijf in je schrift welke zintuigen je hebt, waar ze zitten en wat je ermee kunt waarnemen.

Slide 1 - Tekstslide

Zintuigen
  • prikkels uit de omgeving
  • opgevangen door 
              zintuigcellen
  • boodschap aan 
              hersenen via zenuwen = 
              impuls
  • centrale zenuwstelsel
Thema 5
bs 5.1

Slide 2 - Tekstslide

Bs 1  zintuigen
Leerdoelen
1 Je kunt de werking van zintuigen beschrijven.
2 Je kunt de zintuigen noemen met hun ligging en hun prikkel.
3 Je kunt uitleggen wanneer zintuigen prikkels omzetten in zenuwimpulsen.

Slide 3 - Tekstslide

Welke zintuigen heb je?
 Zintuigen vangen prikkels op.
Een prikkel: informatie uit je omgeving

De organen die prikkels opvangen: oor, oog, neus, tong en huid




Slide 4 - Tekstslide

 prikkel
druk
druk

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

pijnprikkels
- mechanische pijnprikkel  
bijv. een snee in je vinger

- thermische pijnprikkel 
bijv. branden aan kokend water

- chemische pijnprikkel 
bijv. gestoken worden door een bij

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Slide 9 - Tekstslide

wat gebeurt er?


  1. geluid komt in je oor (= prikkel)
  2. Je cellen in je oor zetten die prikkels om in een impuls
  3. Het impuls gaat via je zenuwen naar je hersenen
  4.  Je hoort de telefoon overgaan 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

wat gebeurt er?

  1. Er komt geur in je neus (= prikkel)
  2. De cellen in je neus zetten die prikkels om in een impuls
  3. Het impuls gaat via je zenuwen naar je hersenen
  4. Je ruikt een bloem 

Slide 12 - Tekstslide

Wat gebeurt er met je waarnemingen?
Elke zintuigcel zet prikkels om in berichten.

impulsen > zenuwen > hersenen

Je hersenen versturen impulsen waardoor je lichaam reageert.

Zenuwen lopen in je rug via je ruggenmerg naar je hersenen. Dit samen vormen je zenuwstelsel

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

wat gebeurt er?
  1. Er valt licht in je ogen (= prikkel)
  2. Je cellen in je oog zetten die prikkels om in een impuls
  3. Het impuls gaat via je zenuwen naar je hersenen
  4.  Je ziet snoep 
    5. Je hersenen sturen een impuls naar je speekselklieren.

Slide 15 - Tekstslide

impulsfrequentie

Wanneer een prikkel sterker wordt, neemt de impulsfrequentie toe = per seconde meer impulsen.

De sterkte van het signaal blijft gelijk!

Slide 16 - Tekstslide

drempelwaarde

In de zintuigcellen ontstaan alleen impulsen als de prikkel sterk genoeg is.

de kleinste prikkel die een impuls veroorzaakt  = de drempelwaarde

Slide 17 - Tekstslide

gewenning

Je kunt gewend raken aan prikkels en daardoor verhoogd de drempelwaarde. 
Denk bijvoorbeeld aan je kleren. Na een poosje voel je niet meer dat je ze aan hebt!

Slide 18 - Tekstslide

Je kunt nu antwoord geven op de volgende vragen:
Welke zintuigen heb je?

Wat gebeurt er met je waarnemingen?

wat is een drempelwaarde?

Slide 19 - Tekstslide

Je ziet, ruikt, proeft, hoort en voelt dus met je hersenen!

Slide 20 - Tekstslide

Welke kleur heeft deze jurk?

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

opdracht 1

Zet 3 bekers klaar. 
Eén met ijskoud water, één met water op kamertemperatuur en één met warm water. (niet zo heet dat je je vingers brandt!)
 Steek twee vingers van je ene hand in ijswater en twee vingers van je andere hand in warm water. 
Wacht 2 minuten. Steek dan alle 4 vingers tegelijkertijd in water dat op kamertemperatuur is. Schrijf op wat je waarneemt.

Slide 24 - Tekstslide

opdrachten


Ga naar thema 5:  waarneming, gedrag en regeling
maak de opdrachten van bs 1 + de test jezelf





Slide 25 - Tekstslide