Begin september had je een saldo van € 150 op je rekening. Je kreeg € 20 zakgeld en € 10 van je oma. Je gaf € 5 uit in de kantine en € 60 aan een nieuwe game. Wat was je saldo eind september?
Slide 14 - Open vraag
Wat zijn de kenmerken van geld?
Geld moet deelbaar zijn.
Geld moet handzaam zijn.
Geld moet van duurzaam materiaal gemaakt zijn.
Geld moet niet makkelijk nagemaakt kunnen worden.
De waarde van de gebruikte materialen mag niet hoger zijn dan de waarde die op het geld gedrukt is.
Slide 15 - Tekstslide
Functies van geld
Slide 16 - Tekstslide
Functies van geld
Ruilmiddel
Rekenmiddel
Spaarmiddel
Slide 17 - Tekstslide
Werk kwartier
1. Werken aan de weektaak zie Portal
timer
15:00
Slide 18 - Tekstslide
Deze les
1. Doelen van deze les
2. Klassikale bespreking
3. Werk kwartier
4. Toepassing
5. Werken
6. Afsluiting
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Video
00:34
Is er bij de bitcoin sprake van directe of indirecte ruil?
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil
Slide 21 - Quizvraag
01:15
Leg uit waarom betalen met de Bitcoin elektronisch betalen is.
Slide 22 - Open vraag
01:35
Is er bij de Bitcoin sprake van giraal geld of chartaal geld?
A
Giraal
B
Chartaal
Slide 23 - Quizvraag
03:16
Is het slim om geld dat je NIET kan missen te investeren in Bitcoin?
A
Ja
B
Nee
Slide 24 - Quizvraag
Werken
1. Werken aan de weektaak zie portal
Slide 25 - Tekstslide
Deze les
1. Doelen van deze les
2. Klassikale bespreking
3. Werk kwartier
4. Toepassing
5. Werken
6. Afsluiting
Slide 26 - Tekstslide
Afsluiting
Na deze les kun je:
beschrijven in welke twee vormen geld voorkomt
een nieuw saldo berekenen
het verschil uitleggen tussen directe en indirecte ruil
uitleggen op welke manieren je met geld kunt betalen