3.4 validiteit en betrouwbaarheid

3.4
Validiteit
Betrouwbaarheid
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5,6

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

3.4
Validiteit
Betrouwbaarheid

Slide 1 - Tekstslide

Betrouwbaarheid:
Bij betrouwbaarheid gaat het om hoe consistent een methode iets meet. Hierbij is het van belang dat de uitkomsten hetzelfde zijn als je de meting of het gehele onderzoek op exact dezelfde wijze nog een keer uitvoert (reproduceert of repliceert).
"Geen toevallige fouten"
meetinstrument geeft steeds dezelfde resultaten bij dezelfde condities.

Validiteit:
Bij validiteit gaat het om de vraag of de resultaten uit het onderzoek wel juist zijn en of je op basis hiervan harde conclusies kunt trekken. Zo corresponderen de resultaten van een valide onderzoek met de werkelijke eigenschappen, fenomenen en variaties in de fysieke en sociale wereld.
"Meet ik wat ik moet meten?"

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Een voorbeeld:

Een onderzoekster wil weten hoe vaak mensen rommel op straat gooien en benadert daartoe op een drukke zaterdagmiddag in een winkelcentrum rechtstreeks een aantal respondenten met de vraag of zij zich hieraan weleens schuldig maken. De vraag leidt telkens tot hetzelfde antwoord: de overgrote meerderheid van de respondenten zegt dit niet te doen. Toch blijkt aan het einde van de middag de straat vol te liggen met kauwgomresten, papiertjes, stokjes, blikjes en plastic bekers. De respondenten hebben slechts sociaal wenselijke antwoorden gegeven toen hun op de man af werd gevraagd of zij weleens rommel op straat gooiden. De kans is groot dat de enquête, wanneer ze werd herhaald, opnieuw tot dezelfde resultaten zou leiden; in die zin is het een betrouwbaar instrument. Maar het onderzoek is niet ............, omdat het geen antwoord geeft op de gestelde onderzoeksvraag.
Betrouwbaar of valide?

Slide 4 - Tekstslide

Een voorbeeld:

Een onderzoekster wil weten hoe vaak mensen rommel op straat gooien en benadert daartoe op een drukke zaterdagmiddag in een winkelcentrum rechtstreeks een aantal respondenten met de vraag of zij zich hieraan weleens schuldig maken. De vraag leidt telkens tot hetzelfde antwoord: de overgrote meerderheid van de respondenten zegt dit niet te doen. Toch blijkt aan het einde van de middag de straat vol te liggen met kauwgomresten, papiertjes, stokjes, blikjes en plastic bekers. De respondenten hebben slechts sociaal wenselijke antwoorden gegeven toen hun op de man af werd gevraagd of zij weleens rommel op straat gooiden. De kans is groot dat de enquête, wanneer ze werd herhaald, opnieuw tot dezelfde resultaten zou leiden; in die zin is het een betrouwbaar instrument. Maar het onderzoek is niet ............, omdat het geen antwoord geeft op de gestelde onderzoeksvraag.
valide

Slide 5 - Tekstslide

Nog een voorbeeld:

Op de afdeling Neonatologie van een ziekenhuis meet men de lichaamstemperatuur van pasgeboren baby’s. Daarbij wordt gebruikgemaakt van vijf oude thermometers, die een afwijking hebben tot twee graden Celsius gemiddeld. In dat geval is het meetinstrument niet ................. en kan het ziekenhuis beter andere thermometers kopen. De uitslagen zullen bij herhaling wel telkens rond een verwachte waarde bewegen (van twee graden onder de werkelijke temperatuur tot twee graden erboven), maar de uitslagen zijn niet ................. genoeg om er uitspraken op te baseren.
Betrouwbaar of valide?

Slide 6 - Tekstslide

Nog een voorbeeld:

Op de afdeling Neonatologie van een ziekenhuis meet men de lichaamstemperatuur van pasgeboren baby’s. Daarbij wordt gebruikgemaakt van vijf oude thermometers, die een afwijking hebben tot twee graden Celsius gemiddeld. In dat geval is het meetinstrument niet ................. en kan het ziekenhuis beter andere thermometers kopen. De uitslagen zullen bij herhaling wel telkens rond een verwachte waarde bewegen (van twee graden onder de werkelijke temperatuur tot twee graden erboven), maar de uitslagen zijn niet ................. genoeg om er uitspraken op te baseren.
betrouwbaar
betrouwbaar

Slide 7 - Tekstslide

havo 2021
tijdvak 1

Slide 8 - Tekstslide

Meerdere watermonsters zorgen voor hogere (1) en unieke nucleotidevolgorde zorgt voor een hoge (2)
A
(1) en (2) = betrouwbaarheid
B
(1) = betrouwbaarheid (2) = validiteit
C
(1) = validiteit (2) = betrouwbaarheid
D
(1) en (2) = validiteit

Slide 9 - Quizvraag

havo 2018
tijdvak 1

Slide 10 - Tekstslide

Heeft tekortkoming 1 te maken met het bepalen van de betrouwbaarheid of van de validiteit
van het onderzoek? En tekortkoming 2?
A
(1) en (2) = betrouwbaarheid
B
(1) = betrouwbaarheid (2) = validiteit
C
(1) = validiteit (2) = betrouwbaarheid
D
(1) en (2) = validiteit

Slide 11 - Quizvraag

havo 2022
tijdvak 3

Slide 12 - Tekstslide

Is de betrouwbaarheid of de validiteit verhoogd doordat hij bij het tellen de kar gebruikte (1)?
En is de betrouwbaarheid of de validiteit verhoogd doordat hij per grasland meerdere stroken bekeek (2)?
A
(1) en (2) = betrouwbaarheid
B
(1) = betrouwbaarheid (2) = validiteit
C
(1) = validiteit (2) = betrouwbaarheid
D
(1) en (2) = validiteit

Slide 13 - Quizvraag

vwo 2021
tijdvak 2

Slide 14 - Tekstslide

Vermindert aspect 1 de betrouwbaarheid of de validiteit van het onderzoek? En aspect 2?
A
(1) en (2) = betrouwbaarheid
B
(1) = betrouwbaarheid (2) = validiteit
C
(1) = validiteit (2) = betrouwbaarheid
D
(1) en (2) = validiteit

Slide 15 - Quizvraag