Herhaling 4.1 en 4.2

herhaling
Ik heb een bekerglas met daarin korrels zout en gemalen koffie.

Hoe kan ik deze twee stoffen van elkaar scheiden.
Denk aan de scheidingmethoden uit het boek die we hebben gehad.
timer
3:00
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

herhaling
Ik heb een bekerglas met daarin korrels zout en gemalen koffie.

Hoe kan ik deze twee stoffen van elkaar scheiden.
Denk aan de scheidingmethoden uit het boek die we hebben gehad.
timer
3:00

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
-herhalen par 1 en 2
-quiz
- samen opdrachten par 2 maken 
- zelfstandig werken

Slide 2 - Tekstslide


Wat zou je kunnen doen om te zorgen dat ijzer niet gaat roesten?
timer
3:00

Slide 3 - Tekstslide

Zie afbeelding A hiernaast.

Stelling:

Dit is een zuivere stof
A
Juist
B
Onjuist
C
Kun je niet zeggen

Slide 4 - Quizvraag

Stelling: Kraanwater is een zuivere stof
A
Juist
B
Onjuist
C
Kun je niet zeggen

Slide 5 - Quizvraag

Wanneer je filtreert, dan blijft er een stof achter in het filter, dit noem je....?
A
Filtraat
B
Destillaat
C
Residu
D
Geen van deze antwoorden is juist

Slide 6 - Quizvraag

Welke scheidingsmethoden kies je wanneer je zuiver water wilt winnen uit zeewater?
A
Indampen
B
Filtreren
C
Bezinken
D
Destilleren

Slide 7 - Quizvraag

Hoe Noem je de faseovergang waarbij een vloeibaar kaarsvet weer vast wordt?
A
Smelten
B
Stollen
C
Verdampen
D
Condenseren

Slide 8 - Quizvraag

Benzine is een vluchtige stof.
Welke faseovergang vindt hier plaats?
A
vast naar gas
B
gas naar vloeibaar
C
vloeibaar naar gas
D
vloeibaar naar vast

Slide 9 - Quizvraag

Hoe noem je water in gasvorm?
A
waterstof
B
waterdamp
C
watergas
D
koolwaterstof

Slide 10 - Quizvraag

Aike zegt: “Waterdamp is een gas.”
Joyce zegt: “Waterdamp bestaat uit waterdruppeltjes.”
Wie heeft gelijk?
A
Ze hebben allebei gelijk
B
Alleen Aike heeft gelijk
C
Alleen Joyce heeft gelijk
D
Ze hebben geen van beide gelijk

Slide 11 - Quizvraag

Het kookpunt van ether is bij normale omstandigheden 35°C.
Wat is het kookpunt van ether als de luchtdruk veel hoger is dan normaal?
A
Het kookpunt is lager dan 35°C
B
Het kookpunt blijft 35°C
C
Het kookpunt is hoger dan 35°C

Slide 12 - Quizvraag

Welke diagram laat een kooktraject zien?
A
B
C
D

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Wat is een mengsel?

Slide 16 - Open vraag

Wat is een zuivere stof?

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Wat bedoelen ze met een vluchtige stof?

Slide 20 - Open vraag

Filtraat is hetgeen wat overblijft in een filter papier.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Noem drie stofeigenschappen, je mag geen kleur, geur of smaak gebruiken

Slide 22 - Open vraag

P - zin in een gifwijzer geeft het gevaar aan
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Wat zie je hier?

Slide 24 - Open vraag

Mengel 
1) Geef bij elke stof aan of het gaat om een mengsel of een zuivere stof.
Sleep naar het juiste vakje
Zuivere stof

Slide 25 - Sleepvraag

2) Er zijn verschillende manieren om stoffen te scheiden.
Van welke stofeigenschap maak je gebruik bij het scheiden van een mengsel met behulp van een filter?

Slide 26 - Open vraag

3) Wanneer je een stof gaat scheiden, veranderen de moleculen.
A
waar
B
niet waar

Slide 27 - Quizvraag

4) Van welke stofeigenschap maak je gebruik bij indampen
A
dichtheid
B
kookpunt
C
oplosbaarheid
D
smeltpunt

Slide 28 - Quizvraag

5) Glycerol heeft een smeltpunt van 18 graden Celsius en een kookpunt van 290 graden Celsius.
In welke fase bevindt Glycerol zich bij kamertemperatuur?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gasvormig

Slide 29 - Quizvraag

6) Isobutaan heeft een smeltpunt van -138 graden Celsius en een kookpunt van -12 graden Celsius.
In welke fase bevindt Isobutaan zich bij kamertemperatuur?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gasvormig

Slide 30 - Quizvraag

7a)Wat is het kookpunt?
b) Wat is het smeltpunt?
c) Welke stof is het?

Slide 31 - Open vraag

8) Wat gebeurt er met de temperatuur van een vloeistof als hij kookt?


A
De temperatuur daalt tijdens het koken
B
De temperatuur stijgt tijdens het koken
C
De temperatuur blijft gelijk tijdens het koken

Slide 32 - Quizvraag

9) Welk verband hebben de luchtdruk waarin water zich bevindt en het kookpunt van water met elkaar?

A
Het kookpunt wordt lager als de luchtdruk stijgt
B
Het kookpunt wordt hoger als de luchtdruk stijgt
C
Het kookpunt blijft gelijk als de luchtdruk stijgt

Slide 33 - Quizvraag