A) Zoek de acties online.
B) Plaats de letter van de omschrijving bij de juiste actie in de tabel.
C) Kruis aan in welke context het bewegen wordt gestimuleerd.
D) Noteer welke van de bovenstaande acties jou het meest aanspreekt.
E) Noteer waarom die actie jou het meest aanspreekt.