A2C - Periode 4 - H6 Les 8 - GSE (30-05-2022)

Bienvenidos
Lessonup klascode A2c: whrqg
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Bienvenidos
Lessonup klascode A2c: whrqg

Slide 1 - Tekstslide

Programa de hoy
  1. Info (5m)
  2. Presentaciones (30m)
  3. Valladolid (kijk en luister): TB p.87 + voc. p. 36  (15m)
  4. Info para el examen de capítulo 6 + quiz
  5. Evaluación

Slide 2 - Tekstslide

Landenopdracht: presentaciones
  1. Lees de opdracht op classroom.
  2. Je werkt als tweetal (tweetallen staan op classroom).
  3. Je gaat op 30 mei presenteren in groepjes, aan een ander groepje. 
  4. Je vraagt iemand om tijdens je presentatie een filmpje te maken op jouw telefoon. Je levert het filmpje in op classroom, per tweetal. Je levert ook je powerpoint en tekst in.
  5. Je geeft de andere groepjes feedback en een cijfer. De docent beoordeelt ook. 
  6. De opdracht is voor een cijfer dat meetelt.

-> niet vergeten: je hebt geen tekst bij de hand, maar je geeft je tekst aan een van de luisteraars. Die mag jou helpen als je het niet meer weet.

Slide 3 - Tekstslide

Presentaciones
Heeft iedereen gepresenteerd en zijn de presentaties opgenomen op video?

  1. Feedback-formulieren inleveren bij de docent.
  2. Video, powerpoint en tekst uploaden in classroom, per tweetal.
  3. Tafels weer terugzetten in normale opstelling.
  4. Wacht rustig tot de docent vertelt wat we nu gaan doen.

Slide 4 - Tekstslide

Valladolid (vídeo)
Valladolid es una ciudad, que está en la Comunidad de Castilla y León.

Slide 5 - Tekstslide

Valladolid (vídeo, voc. p.36)
Opción 1: marca las respuestas en voc. p.36, ejercicio 1A
Opción 2:  contesta a las 5 preguntas
          1. ¿Cuántos habitantes tiene Valladolid?
          2. ¿Cuántos puentes hay?
          3. ¿Cómo se llama el parque? 
          4. Historia: Valladolid era la ………………… de España en el siglo XVI.
          5. Los Pingüinos es un festival de coches / motos / bicicletas.

¿TERMINADO (klaar)? Hacer ejercicio 1B. 
ATENCIÓN: Gebruik complete Spaanse zinnen, dus met een vervoegd werkwoord erin.

Slide 6 - Tekstslide

Info H6, Periode 3+4
 Toetsstof H6 (onder voorbehoud vooralsnog)
  • Vocab. 6.1 t/m 6.5; 
  • Frase clave p.6-7; 
  • Grammatica:
- nr. 11 betrekkelijk vnw; 
- nr. 15ab trappen van vergelijking; 
- nr. 30-31 ser-estar-hay; 
- nr. 35 presente; 
- nr. 36-37 presente perfecto, ook onregelmatig; 
- nr. 38 futuro inmediato ir a + inf; 
- getallen TB p.97 (1-100 in beide richtingen, grotere getallen allen S-N)

Slide 7 - Tekstslide

Vocabulario:
uitrusten
A
coche
B
viajar
C
descansar
D
mochila

Slide 8 - Quizvraag

Welke woord ontbreekt:
Federico ............ en el aula de español
A
es
B
son
C
está
D
estoy

Slide 9 - Quizvraag

Frases clave:
Het waait.
A
Es seco.
B
Hace mal tiempo.
C
Hace sol.
D
Hace viento.

Slide 10 - Quizvraag

Welke zin staat in de 'presente'?
A
Juan compra un móvil
B
Juan va a comprar un móvil
C
Juan ha comprado un móvil
D
Juan quiere comprar un móvil

Slide 11 - Quizvraag

Welke zin staat NIET in de 'presente perfecto'?
A
Va a escribir un correo electrónico al profesor.
B
Ellos ya han hecho los deberes .
C
He buceado en el Mar Mediterráneo.
D
Este año hemos visitado Barcelona.

Slide 12 - Quizvraag

Welke onderdelen van de leerstof vind je moeilijk / makkelijk?
Hoe ga je de toets voorbereiden?

Slide 13 - Open vraag

Deberes para la próxima clase
hacer: 
Voorbereiden toets

Slide 14 - Tekstslide

Einde....

Slide 15 - Tekstslide

RESPUESTAS (antwoorden), p.29
Voc. p.29 ejercicio 26bc
1. Futuro: Ik ga een boek lezen. 
2. Presente: Draag je een rode jurk?
3. Futuro: We gaan de metro nemen.
4. Futuro: Mijn vader gaat een cadeau kopen.
5. Presente: ik ga naar de supermarkt.
6. Presente: We gaan naar de les.
In de futuro heb je altijd een vorm van het werkwoord ir + a + een heel werkwoord.


Slide 16 - Tekstslide

RESPUESTAS (antwoorden), p.29-30
Ejercicio 11a
mondeling bespreken

Ejercicio 11b
  1. Voy a vivir
  2. Vamos a hablar
  3. Va a escuchar
  4. Va a llevar
  5. Van a comer
  6. Vais a comprar
In de futuro heb je altijd een vorm van het werkwoord ir + a + een heel werkwoord.


Slide 17 - Tekstslide

Gramática: repaso + practicar
1. Presente perfecto (verleden tijd o.v.t.)
HACER: Voc. p. 23 oef 14a

2. Futuro inmediato (toekomende tijd), ‘ir a + hele werkwoord’ 
HACER: 
  • voc. p.31 oef 10bc 

¿TERMINADO (klaar)? Hacer: TB p. 84 oef 4 (perfecto) + voc. p. 30 oef 28 (futuro) 
timer
5:00

Slide 18 - Tekstslide

Toekomende tijd, gram. nr. 38
Presente: Ik ga naar het strand = ik ga + naar + plaats
Spaans: (Yo) voy + a + la playa
 
Futuro inmediato: Ik ga werken = ik ga + hele werkwoord
Spaans: (Yo) voy + a + trabajar

In dit laatste voorbeeld gaat het om de toekomende tijd 'futuro inmediato'. Het Spaanse woordje 'a' wordt niet vertaald naar het Nederlands. 

Hoe maak je de futuro? Je vervoegt het werkwoord 'ir' (=gaan) in de juiste persoon. Daarna 'a', daarna het hele werkwoord. Yo voy a trabajar, tú vas a trabajar, etc.




Slide 19 - Tekstslide

Toekomende tijd (2)
Zinsvolgorde: 
  1. Houd de werkwoorden bij elkaar!
  2. Heeft de zin een tijdsaanduiding (bijv. mañana)? Dan komt die helemaal vooraan of achteraan. Ejemplo: Mañana voy a comprar un teléfono . (Morgen ga ik een telefoon kopen)

Ken je de vervoegingen van 'ir' (= gaan) nog? -> Herhalen en leren.



Slide 20 - Tekstslide

Vervolg: trappen van vergelijking

Hoe was het ook al weer?
> Herhaling van de uitleg op de volgende slides 

7 minutos individual
maken voc. p. 17 oefening 28c + p.18 oefening 29
timer
7:00

Slide 21 - Tekstslide

Overtreffende trappen in het Spaans
Stellende trap:          Jan is net zo groot als Ana.
                                         Juan es tan grande como Ana
Vergrotende trap:   Jan is groter dan Ana.
                                         Juan es más grande que Ana
                                OF   Jan is minder groot dan Ana.
                                         Juan es menos grande que Ana
Overtreffende trap: Jan is de kleinste
                                          Juan es el más pequeño.


Dus: welke Spaanse woorden gebruik je hiervoor? 

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Deze hoef je alleen passief te kennen, niet zelf te maken

Slide 25 - Tekstslide

10m - De verleden tijd, 'perfecto'
REPASO (HERHALING):
Als je iets vertelt wat in het verleden ligt, gebruik je de verleden tijd. In het Spaans de 'presente perfecto', ook wel genoemd de 'pretérito perfecto'. 
-> Hoe ging de 'perfecto' ook alweer?

OPDRACHT: 
  • Kies op TB p.82 de tekst van Miriam of van Diego.
  • Herschrijf de tekst over jouzelf, dus in de ik-vorm. 
  • Kijk goed in gram. nr. 36-37 hoe je de verleden tijd 'perfecto' moet vervoegen.
  • Je mag plaatsnamen/plekken veranderen zodat het beter past bij jouw eigen vakantie.
  • Schrijf de tekst in de ik-vorm in je schrift.

Slide 26 - Tekstslide

Verleden tijd:  Presente perfecto (= pretérito perfecto)  
3 minutos individual
- Bekijk de volgende afbeelding
- Wat is de regel denk je?
- Uitleg in gram. nr. 36-37


Tip: Kijk naar:
Gram. nr. 36-37 (regelm + onregelm)

Slide 27 - Tekstslide

Presente perfecto (Explicación en vídeo)
Uitleg op vídeo. Kijk het filmpje.



Kun je nu zelf uitleggen hoe de verleden tijd wordt gevormd?

Vraag evt. aan de docente extra uitleg, of kijk naar: Gram. nr. 36-37 (regelm + onregelm)

Slide 28 - Tekstslide

Explicación Perfecto
Kijk nu het filmpje

MAAK HIERVAN AANTEKENINGEN IN JE SCHRIFT!

Klopte je eigen theorie?

Vraag evt. aan de docente extra uitleg, of kijk naar: Gram. nr. 36-37 (regelm + onregelm)

Slide 29 - Tekstslide