Net als aangifte: het gehele verhaal wordt verteld vanuit de getuige.
Voordeel: kort en zakelijk, lijkt op aangifte
Nadeel: het is niet duidelijk wat de verbalisant aan informatie heeft ‘weggegeven’
Wel gebruikelijk bij VVC-zaken.
Slide 5 - Tekstslide
Vraag-antwoord
Wordt vooral gebruikt bij het verhoor verdachte, maar kan ook gebruikt worden voor de getuige.
Voordeel: duidelijk wat je gevraagd hebt.
Nadeel: bewerkelijker en daardoor alleen gebruikt voor grotere zaken.
Slide 6 - Tekstslide
Getuigenverhoor
De eerste vraag is heel breed: Wat kunt u vertellen over….?
Deze vraag is een uitnodiging om de getuige eerst spontaan te laten verklaren wat hij/zij heeft gezien.
Slide 7 - Tekstslide
Getuigenverhoor
Aan het eind van de ‘spontane verklaring’ controlevragen stellen of doorvragen op redenen van wetenschap.
Niet alleen vermelden ‘ik zag’ of ‘ik hoorde’ maar ook vermelden hoe de getuige het heeft kunnen zien of horen
Slide 8 - Tekstslide
Denk daarbij aan:
afstand;
weersomstandigheden;
licht/donker;
brildragend;
gesteldheid (‘s nachts meteen wakker? Na het stappen nog nuchter?);
relatie tussen de getuige en de eventuele dader.
Let op:
met redenen van wetenschap;
met feiten; adequaat (het mag geen vragen oproepen).
Slide 9 - Tekstslide
Controleer de kennis van de getuige
Bijvoorbeeld:
Hoe weet de getuige dat het omstreeks 22.00 uur was?
Hoe weet de getuige dat het om een Ford Focus ging?
Hoe weet de getuige dat het om een Pool ging?
Slide 10 - Tekstslide
Eindig met een algemene vraag
Is er verder nog iets wat u aan uw verklaring wilt toevoegen?
Soms verklaren getuigen dit niet uit zichzelf omdat ze denken dat ze alleen antwoord moeten geven op jouw vragen, maar hebben ze nog wel aanvullende informatie.
Slide 11 - Tekstslide
Getuigenverhoor
Beschrijf de ‘relatie’ tussen de getuige en de verdachte.
Onbekende
Bekende van de aangever
Bekende van de verdachte
Slide 12 - Tekstslide
Getuigenverhoor
Blijf zo dicht mogelijk bij de woorden van de getuige, maar:
neem niet zijn of haar taalfouten over (me moeder…)