15.4 Het netvlies en de hersenen V5 2324

15.4 het netvlies en de hersenen
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

15.4 het netvlies en de hersenen

Slide 1 - Tekstslide

Doel 14.4 Je kunt
  • uitleggen hoe het netvlies is opgebouwd
  • uitleggen hoe de zintuigcellen in je netvlies werken
  • uitleggen hoe je kleuren kunt zien
  • uitleggen hoe je contrast kunt zien
  • uitleggen hoe gezichtsbedrog werkt 



Slide 2 - Tekstslide

Het netvlies
Gele vlek: centrale deel netvlies met alleen kegeltjes.
Hiermee kun je het scherpst zien.
Blinde vlek: plek waar de bloedvaten en axonen het oog verlaten. Met dit stuk netvlies kun je niet zien.

Slide 3 - Tekstslide

Blinde vlek
Doe je linkeroog dicht.
Hou het papier op armlengte.
Kijk met je rechteroog strak naar het rondje. 
Beweeg het papier langszaam naar je toe terwijl je blijft kijken naar het rondje.
Op een gegeven moment (plm 20 cm van je af) verdwijnt het vierkantje van je beeld. 

Slide 4 - Tekstslide

Blinde vlek
Doe hetzelfde met een gesloten
rechteroog, maar dan moet je 
het figuur omdraaien!

Kun je ook het rondje laten verdwijnen? Wat moet je dan doen?

Kun je concluderen waar de blinde vlek op het netvlies zit?

Slide 5 - Tekstslide

Blinde vlek
Doordat de blinde vlek
voor beide ogen op een
andere plek van het
gezichtsveld zit zie je
toch alles.
Zit op de horizontale as van de gele vlek dichter naar de neus.

Slide 6 - Tekstslide

Door de blinde vlek zie ik
A
een deel van het buitenste gezichtsveld niet
B
een deel van het binnenste gezichtsveld niet
C
voor een deel van het buitenste gezichtsveld geen diepte
D
voor een deel van het binnenste gezichtsveld geen diepte

Slide 7 - Quizvraag

Het oog - netvlies
Je netvlies is bedekt met 
zintuigcellen:
kegeltjes en staafjes.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Staafjes                            Kegeltjes

Slide 10 - Tekstslide

Staafjes                            
Hiermee kun je zwart en wit zien (geen/wel licht).
Zitten buiten de gele vlek.
Bevatten rhodopsine pigment.
Rhodopsine valt uit elkaar als er licht op valt .
-> Na+ poorten sluiten -> hyperpolarisatie.
Staafjes geven GEEN neurotransmitter af als er licht op valt.
Rhodopsine is heel lichtgevoelig dus lage prikkeldrempel.




Slide 11 - Tekstslide

Staafjes                            
Na belichting wordt rhodopsine weer terug-
gevormd en kan het staafje weer opnieuw
belicht worden.


Nachtblindheid: terugvorming rhodopsine is
verstoord - duurt langer.



Slide 12 - Tekstslide

Kegeltjes
Hiermee kun je kleuren zien.
Zitten vooral ín de gele vlek.
Bevatten fotopsine pigment .
drie typen: gevoelig voor blauw, rood, groen licht.

Fotopsines vallen uit elkaar als er licht op valt .
-> Na+ poorten sluiten -> hyperpolarisatie.
Kegeltjes geven GEEN neurotransmitter af als er licht op valt.
Fotopsine is niet lichtgevoelig dus hoge prikkeldrempel.




Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Staafjes                             
Rhodopsine valt uiteen in retinal en opsine als er licht op valt.
Signaalcascade (waterval) -> Na+ poorten
sluiten -> hyperpolarisatie -> hoeveelheid
neurotransmitter daalt.
Lage prikkeldrempel -> er is maar weinig
licht nodig om rhodopsine uiteen te laten vallen.



Slide 15 - Tekstslide

Staafjes - pixels                            
Veel staafjes geven samen informatie door
aan één oogzenuwcel.
Hierdoor wordt de zenuwcel snel geprikkeld, 
er hoeft maar één staafje de prikkeldrempel te
bereiken.
Je kunt alleen niet erg scherp zien -> laag
scheidend vermogen.

Slide 16 - Tekstslide

Kegeltjes - fotopsine
Fotopsine valt uiteen als er licht op valt. Signaalcascade (waterval) -> Na+ poorten sluiten -> hyperpolarisatie -> hoeveelheid neurotransmitter daalt.
Hoge prikkeldrempel -> er is veel licht nodig om fotopsine uiteen te laten vallen.

Slide 17 - Tekstslide

                   Kegeltjes - fotopsine
Drie verschillende vormen van fotopsine:
gevoelig voor blauw, groen of rood licht.

Slide 18 - Tekstslide

Kegeltjes/staafjes-pixels                







Hoe scherp je kunt zien hangt af van hoeveel staafjes/kegeltjes er verbonden zijn aan één neuron.

Slide 19 - Tekstslide

Extra cellen
Ganglion cellen:
Voeren impulsen af naar de 
hersenen
Bipolaire cellen:
Verbinden receptorcellen met 
ganglioncellen
Door schakelingen betrokken 
bij vorming receptieve velden


Slide 20 - Tekstslide

Contrastversterking

Slide 21 - Tekstslide

Extra cellen
Amacriene- en 
horizontale cellen: verbinden 
bipolaire cellen, receptorcellen en 
ganglioncellen

Door schakelingen betrokken bij oa.
contrastversterking


Slide 22 - Tekstslide

Contrastversterking
Receptorcellen ontvangen licht -> remmen de verbonden horizontale cellen -> remming naastgelegen receptieve velden-> licht wordt lichter, donker wordt donkerder.

Slide 23 - Tekstslide

Waar staat de lichtbron?
A
Rechtsboven
B
Rechtsonder
C
Linksboven
D
Linksonder

Slide 24 - Quizvraag

Hoe werkt gezichtsbedrog?

Slide 25 - Tekstslide

Interpretatie
Impulsen vanuit de ogen komen binnen in de primaire visuele cortex. De secundaire visuele cortex interpreteert het beeld.
Dit gaat niet altijd goed.


Slide 26 - Tekstslide

Welke kleuren zitten in dit plaatje?

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

14.3 en 14.4 Diepte, contrast en interpretatie

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Doel 14.4 Je kunt
  • uitleggen hoe het netvlies is opgebouwd
  • uitleggen hoe de zintuigcellen in je netvlies werken
  • uitleggen hoe je kleuren kunt zien
  • uitleggen hoe je contrast kunt zien
  • uitleggen hoe gezichtsbedrog werkt 



Slide 34 - Tekstslide

Huiswerk
In de online methode.
Maak de opdrachten van 
14.4: Leerroute B 


Slide 35 - Tekstslide