Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1
In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 75 min
Onderdelen in deze les
Thema 2 Voedsel
Blok 1, herhaling
Blok 2, beginnen
1 KADER/MAVO - HEDG
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen?
- Deze les gaan we de verschillende klimaten herhalen.
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen (herhaling)
Je kunt uitleggen wat de invloed is van het weer op het landschap.
Je kunt de kenmerken van de verschillende klimaten benoemen en herkennen.
Je kent na deze les kenmerken van de verschillende klimaten en landschappen.
Je kunt een klimaatgrafiek aflezen.
Slide 3 - Tekstslide
Wat meet je als je het weer wilt bepalen?
A
Regen en warmte
B
Temperatuur, neerslag en wind
C
Wind en neerslag
D
Licht, warmte en neerslag
Slide 4 - Quizvraag
Hoe kun je het klimaat van een gebied bepalen?
A
Je meet de warmte, neerslag en de wind
B
Je meet hoe warm het is gedurende 1 jaar
C
Je meet het weer over lange tijd
D
Je kijkt naar de zomer- en wintertemperauur
Slide 5 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen het tropisch regenwoud en de savanne?
Slide 6 - Open vraag
Wat is het verschil tussen de steppe en woestijn?
Slide 7 - Open vraag
Hoe zat het ook alweer? Sleep het begrip naar de juiste plek.
Tropisch regenwoud
Savanne
Steppe
Woestijn
Slide 8 - Sleepvraag
Wat is het verschil tussen de taiga en toendra?
Slide 9 - Open vraag
Waarom is het op de toendra kouder? Gebruik in je antwoord het woord 'zonnestralen'.
Slide 10 - Open vraag
Sleep het begrip naar de juiste plek op de foto.
Gematigde zone met loofbomen
Taiga met naaldbomen
Toendra
Poolgebied, sneeuwklimaat
Slide 11 - Sleepvraag
Thema 2, blok 2.
Van rondtrekken naar vaste woonplaats
Slide 12 - Tekstslide
Leerdoelen les 1, blok 2.
Je kunt vertellen hoe mensen planten gingen verbouwen en dieren gingen houden.
Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen akkerbouw, veeteelt en landbouw.
Je kunt voorbeelden noemen van hoe mensen het landschap veranderden om aan landbouw te kunnen doen, vroeger en nu.
Je kunt voorbeelden noemen van resten van de eerste boeren in Nederland.
Slide 13 - Tekstslide
Vruchtbare halve maangebied:
Hier ontstaan de eerste landbouwsamenlevingen.
Eerst rondtrekken, later op een vaste woonplaats.
Landbouw was mogelijk door vruchtbare grond en water uit rivieren.
Steden en dorpen ontstonden.
Slide 14 - Tekstslide
Ontstaan van landbouw
Mensen ontdekten dat ze niet meer hoefden rond te trekken, maar dat ze ook konden doen aan landbouw.
Doordat mensen veel op 1 plek bleven zagen ze steeds beter hoe planten groeiden uit zaden die op de grond lagen, zo is de landbouw ontdekt en verbetert.
In het Midden Oosten was de grond heel vruchtbaar -> Voedsel in overvloed -> steeds meer mensen (bevolkingsgroei).
Mensen hoefden geen boer meer te zijn en kozen andere beroepen.
Het bewerken van land en het houden van dieren voor de productie van voedsel. Akkerbouw en veeteelt samen heet landbouw.
Slide 15 - Tekstslide
Veeteelt
Dieren die veel melk gaven werden gehouden en gefokt
Wilde dieren werden tammer door contact met mensen
Het houden van dieren heet veeteelt
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Video
Natuurlijke selectie
Het houden van dieren had ook zijn nadelen, ziektes gingen over van dieren op mensen.
In de dorpen bleven alleen de sterkste mensen overleven.
Jagers en verzamelaars hadden hier nog niet mee te maken tot zij in contact kwamen met landbouwsamenlevingen.
Jagers en verzamelaars stierven uit door natuurlijke selectie, waren niet bestand tegen de ziektes.
Slide 18 - Tekstslide
Samenwerken
Doordat mensen niet meer rondtrokken ontstonden dorpen.
Gebieden werden beschermd, gereedschap gemaakt en nieuwe technieken bedacht voor betere landbouw.
Voorbeelden: het bemesten van de akkers en water uit de rivier over de droge grond laten lopen. (irrigatie)
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Video
Aan het werk!
Wat ga je doen? Je maakt van blok 2 opdracht 3 t/m 10.
Wanneer moet het af? Je krijgt deze les de tijd, volgende les moet het af zijn.
Hulp? 1. eerst de theorie goed lezen, gebruik eventueel internet.
2. buurman/buurvrouw naast je vragen, dan pas je docent.
Klaar? Leer de begrippen goed. Dit zijn: landbouw, akkerbouw, veeteelt,