- Staat er ik voor of achter de persoonsvorm? Schrijf de ik-vorm;- Staat jij of je achter de PV waar je jij van kunt maken? Schrijf de ik-vorm;
- In alle andere gevallen in enkelvoud, gebruik ik-vorm + t:
Jij lacht, je broer vindt, zij knoeit, hij fietst, je vader werkt, etc.