Verhoudingen

Verhoudingen
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Verhoudingen

Slide 1 - Tekstslide

Waar kom je
verhoudingen tegen?

Slide 2 - Woordweb

Wat zijn verhoudingen?
Bij een verhouding zie je hoe twee getallen zich tot elkaar verhouden. Een verhouding zegt niets over de grootte van de getallen zelf.

Bijvoorbeeld: Teun fietst 2x zo snel als Piet. 
We weten dus niet hoe hard de mannen fietsen.
De snelheid van Teun verhoudt zicht tot de snelheid van Piet als 1:2.

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn verhoudingen?
Nog een voorbeeld:
Bij het maken van specie is de verhouding cement en zand 1 : 3.
In totaal zijn er dus 4 delen.
Daarvan is 1 deel cement en 3 delen zand.

Vraag: hoeveel delen cement heb je bij 12 delen zand?

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeeldvraag
De verhouding cement : zand = 1 :3
Je verandert de verhouding van zand in 12.
Dus in plaats van 3 zand heb je 12 zand.
1 : 3 wordt dan .... : 12

Het wordt dus allemaal 4x zo groot.
Je hebt dus 4 delen cement > 4 : 12

Slide 5 - Tekstslide

Een auto rijdt 1 : 15.
Hoeveel km kan die auto rijden
met 4 liter benzine?

Slide 6 - Open vraag

Om zelf ranja te maken meng je 1 deel siroop met
6 delen water. De verhouding is dan 1:6.
Hoeveel ml water heb je nodig bij 20 ml siroop?
A
6
B
20
C
60
D
120

Slide 7 - Quizvraag

Gerda koopt
600 cm stof.
Hoeveel moet
ze betalen?
A
15 euro
B
20 euro
C
25 euro
D
30 euro

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide


A
Textiel.nl is het goedkoopst
B
Shirts.nl is het goedkoopst
C
Ze zijn allebei even goedkoop

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Welke doos is in
verhouding
het goedkoopst?
Vul het getal in.

Slide 12 - Open vraag

Om verhoudingen te vergelijken, kan je werken met verhoudingstabellen.
Met een verhoudingstabel kan je oneindig rekenen en vergelijken.

Slide 13 - Tekstslide

In deze verhoudingstabel zie je de verhouding van het aantal eieren voor het aantal pannenkoeken. 
Vraag: hoeveel eieren heb je nodig voor 9 pannenkoeken?
aantal eieren
2
1
4
aantal pannenkoeken
6
3
12

Slide 14 - Tekstslide

Verhoudingstabel
Maak altijd 2 rijen
Schrijf de waarden van de rijen op
Vul alle getallen in die je weet
Doe boven en onder altijd hetzelfde
Reken altijd terug naar 1 

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeeld
Hoeveel kost 2,2 kilogram hondenbrokken?

2,50
?
kg
0,5
2,2

Slide 16 - Tekstslide

Mike koopt kattenbrokken voor €1,20 per 0,5 kg.
Zijn kat eet 3,2 kg per maand.
Hoeveel betaalt Mike per maand aan kattenbrokken?
Reken uit met een verhoudingstabel.

Slide 17 - Tekstslide

Bart wil 20 shirts hebben.
Hoeveel moet hij betalen bij de goedkoopste winkel?
Bart wil 20 witte t-shirts kopen. Hoeveel moet hij betalen bij de goedkoopste winkel?

Slide 18 - Tekstslide

Aantal
5
1
20
35
7
140
Aantal
4
1
20
29
7,25
145
Textiel.nl
Shirts.nl
Antwoord: Bart moet €140 betalen.

Slide 19 - Tekstslide

Evaluatie
Weet je nu wat verhoudingen zijn?
Kan je een verhoudingstabel maken?
Kan je met een verhoudingstabel vergelijken?

Slide 20 - Tekstslide