Examentraining CE 2F Feit, mening & argument: Geen geld lenen aan familie

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 2

Wat gaan we vandaag doen?

• We gaan klassikaal een examenopdracht maken.
• Op die manier oefenen jullie met examenvragen die gaan over de opbouw van  een tekst.

Controleren hoe het gaat.

Klassikaal een tekst bestuderen

Zelfstandig aan de slag in Examensprint

Kies: Mensen die klassikaal de les willen volgen  moeten zich registeren in LessonUp (andere code dan deze)

De anderen gaan zelfstandig aan de slag in Examensprint.

Lesdoelen

• Je herkent feiten, meningen en argumenten in een tekst.
• Je kent de verschillen tussen feiten, meningen en argumenten.
• Je herkent een argument.
• Je herkent een betoog
• tekstbegrip in het algemeen.

Je krijgt deze tekst op papier.

Algemene vragen.
Welke uitspraak is waar?

1. Een argument is wat iemand ergens van vindt.
2. Feitenuitspraken zijn niet te controleren.
3. Met een mening kun je het eens of oneens zijn.

Algemene vragen.

Een mening zal mensen pas overtuigen wanneer.......

1. de schrijver zijn eigen mening geeft.
2. er ook andere meningen in de tekst staan.
3. hij wordt ondersteund door goede argumenten.

Algemene vragen.

"Je kunt beter een dikke jas aantrekken, want de weersvoorspellingen zijn slecht."

Welk deel van de zin staat het argument?

1. Je kunt beter een dikke jas aantrekken.
2. De weersvoorspellingen zijn slecht.

Algemene vragen.

Welke uitspraak over een betoog is juist?

1. Een betoog bevat alleen meningen en geen feiten.
2. Een betoog probeert je te overtuigen van een bepaalde mening.
3. Een betoog wordt vaak afgesloten met een persoonlijk verhaal.

Vragen over de tekst.

Hoe leidt de schrijver de tekst in alinea 1 in?
(Hoe begint hij?)

1. Hij introduceert het onderwerp.
2. Hij maakt het probleem duidelijk door voorbeelden te noemen.
3. Hij geeft uitleg over de manieren waarop je familie/vrienden kunt helpen.

Vragen over de tekst.

Wat is het doel van de schrijver van deze tekst?

1. Overtuigen: goed nadenken voordat je geld uitleent.
2. informeren: de gevolgen van geld uitlenen.
3. Uitleggen: hoe je het beste familie/vrienden kunt helpen.

Vragen over alinea 2.
"Geld lenen zorgt vaak voor problemen."

Wat is daarvoor het belangrijkste argument?

1. Familieleden vinden het moeilijk om geld terug te betalen.
2. Het is moeilijk om afspraken te maken met familie of vrienden.
3. Terugbetalen van geld zorgt altijd voor spanning en stress.

Vragen over alinea 3.

Wat bedoelt de schrijven met het tussenkopje: Terugbetalen heeft geen prioriteit?

1. Het terugbetalen van de lening heeft voor familie/vrienden geen gevolgen.
2. Het terugbetalen van de lening door familie/vrienden gebeurt meestal niet.
3. Het terugbetalen van de lening lijkt voor familie/vrienden niet zo belangrijk.

Vragen over alinea 4.

Waarom is het volgens de schrijver zo moeilijk om je geld terug te vragen aan een familielid of vriend?

1. Als je er te lang mee wacht, komt het misschien vreemd over.
2. Je spreekt elkaar niet vaak genoeg om het over geld te hebben.
3. Je wilt het familielid of vriend geen vervelend gevoel geven.

Vragen over alinea 5.

Welke uitspraak is juist?

1. Er staan feiten en meningen in alinea 5.
2. Er staan alleen meningen in alinea 5.
3. Er staan alleen feiten in alinea 5.

Vragen over alinea 6.

Hoe sluit de schrijver deze alinea af?

1. Met een conclusie en een persoonlijk verhaal.
2. Met een herhaling van de hoofdgedachte en een advies.
3. Met een voorbeeld en een samenvatting.

In de titel staat dat je NOOIT geld moet lenen aan familie/vrienden.

Staat dat ook zo in de tekst?

1. Ja, de schrijver noemt in de tekst de argumenten hiervoor.
2. Nee, de schrijver geeft argumenten waarom je het juist WEL moet doen.
3. Nee, in de tekst beschrijft hij alleen een situatie over geld lenen aan familie/vrienden.

Hoofd en bijzaken

Als je een tekst moet samenvatten, schrijf je alleen de hoofdzaken op.

Moeten de volgende zinnen in een samenvatting?

WEL

NIET

Betaal maar terug als het uitkomt (al.2)

Door geen afspraken te maken, ontstaat stress bij beide partijen (al.2)

Dat kan behoorlijk irritant zijn (al.5)

Het cijfer staat in de

rapportage