BS 3 + 8 genen en allelen

bs 1.3 metamorfose
Welkom

  • Ga rustig zitten volgens de plattegrond
  • Op je tafel: laptop, etui en biologie schrift 
  • Laptops blijven dicht


1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

bs 1.3 metamorfose
Welkom

  • Ga rustig zitten volgens de plattegrond
  • Op je tafel: laptop, etui en biologie schrift 
  • Laptops blijven dicht


Slide 1 - Tekstslide

Zet in de juiste volgorde van klein naar groot:
A
cel - chromosoom - DNA - gen
B
gen - chromosoom - DNA - cel
C
gen - chromosoom -cel - DNA
D
gen - DNA - chromosoom - cel

Slide 2 - Quizvraag

Het fenotype is de genetische code voor erfelijke eigenschappen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Een gen komt in meerdere chromosomenparen voor
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Bij mitose worden geslachtscellen gevormd
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen wat genen zijn en hoe variatie in genen ontstaat
  • Je kunt uitleggen wat allelen en een allelenpaar zijn 
  • Je kunt uitleggen wat homozygoot en heterozygoot betekend
  • Je kunt het verschil tussen een dominant en recessief allel uitleggen

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Eiwitten
De meeste lichaamsprocessen worden geregeld door eiwitten.

Genen bevatten info over het maken van deze eiwitten, 
d.m.v de code die ontstaat uit de basenparen

Slide 8 - Tekstslide

Genen
= stuk DNA dat iets zegt over een eigenschap



De info op genen kan verschillen, er zijn verschillende varianten
Dit heet een allel

Slide 9 - Tekstslide

Allelen
  • Allel = informatie over variant van een gen
  • Allelenpaar = beide allelen van een gen, elk op ander chromosoom 
  • Sterkte allel komt tot 
uiting = Dominant

Slide 10 - Tekstslide

Gentoype
  • Homozygoot > Twee dezelfde allelen 
  • Heterozygoot > Twee verschillende allelen 

  • Dominant allel (A) > komt altijd tot uiting in het fenotype, ook bij heterozygoot paar. 
  • Recessief allel (a) > komt alleen tot uiting in fenotype wanneer allelenpaar homozygoot recessief is. 

Slide 11 - Tekstslide



Homozygoot dominant > AA
Heterozygoot > Aa
Homozygoot recessief > aa


AA x AA = AA (100%)
aa X aa = aa (100%)
Aa x Aa = AA(25%) of Aa(50%) of aa(25%)
Verschillende Genotypen
Genotype nakomelingen

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeld 1
Tuinslakken komen in gele en bruine kleuren voor. Het allel voor bruin is dominant, Het allel voor geel is recessief. 

Tuinslak 1 heeft het genotype: Aa 
Tuinslak 2 heeft het genotype: AA

Hoe groot is de kans op nakomelingen met een gele kleur?

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld 2
Van een bloem soort zijn er 2 variaties, de kleuren rood en wit. Het allel voor Rood is dominant, Het allel voor Wit is recessief. 

Bloem 1 heeft het genotype: BB > Fenotype = ...
bloem 2 heeft het genotype: bb > Fenotype = ...

Hoe groot is de kans op nakomelingen met een Rode kleur?

Slide 14 - Tekstslide

Mutatie
  • Verandering in genotype
  • De volgorde van basenparen is veranderd

  • Mutagene invloeden > schadelijke stoffen die risico op mutaties verhogen

Slide 15 - Tekstslide

Is elke mutatie gevaarlijk?

Slide 16 - Open vraag

Mutaties
Treden vaak op in enkele cel > niet waarneembaar
Grootte invloed afhankelijk van soort en plaats mutatie

Mutatie in geslachtscel kan worden geërfd > nakomelingen hebben deze mutatie dan in elke cel 

Slide 17 - Tekstslide

Mutaties

Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag

  • BS 5.3 opdrachten 2, 3, 4 en 6, 7, 8
  • samenvatting basisstof 5.3

Slide 19 - Tekstslide