3HV - chapitre 3 bloc H (lundi le 24 mars '25)

Lundi le 24 mars!
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Lundi le 24 mars!

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide


Parce que: le test sera mercredi!


Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

onderwerp
lijdend 
voorwerp
meewerkend
voorwerp
persoonsvorm
Ik
een boek
aan mijn vader.
geef

Slide 9 - Sleepvraag

Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
Ik zoek het boek

ik = onderwerp
zoek = persoonsvorm
het boek = lijdend voorwerp (WAT zoek ik?)

Slide 10 - Tekstslide

Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
Ik zoek het boek

Het boek kun je vervangen door hem 
- > Ik zoek hem

hem = het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp


Slide 11 - Tekstslide

Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
Ik zoek het boek -> Je cherche le livre

Ik zoek hem -> Je cherche le

Maar: in het Frans een andere woordvolgorde! 
Je le cherche

Slide 12 - Tekstslide

Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
Ik zoek de boeken -> Je cherche les livres
Ik zoek ze                -> Je les cherche

Ik kijk naar de bloem -> Je regarde la fleur
                                          Je la regarde 

Slide 13 - Tekstslide

Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
Woordvolgorde:

- voor het eerste werkwoord in de zin  of
- voor het hele werkwoord



Slide 14 - Tekstslide

Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
Woordvolgorde:

- voor het eerste werkwoord in de zin  of
- voor het hele werkwoord

Let op: een voltooid deelwoord (parlé, choisi, rendu, pris etc.)
is géén heel werkwoord! 
Dus indien verleden tijd: niet verplaatsen!



Slide 15 - Tekstslide

Kies het lijdend voorwerp in de zin:
Je cherche mon stylo
(ik zoek mijn pen)
A
je
B
cherche
C
mon
D
mon stylo

Slide 16 - Quizvraag

Kies de juiste optie:
Elle cherche les photos
Elle ...... cherche.
A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 17 - Quizvraag

Vertaal: Waar ga je heen?

Slide 18 - Open vraag

Vertaal: Hij is gebleven

Slide 19 - Open vraag

Kies de juiste volgorde.
Je veux utiliser ma carte pour payer.
A
Je la veux utiliser.
B
Je veux l'utiliser.
C
Je veux la utiliser
D
Je l'veux utiliser

Slide 20 - Quizvraag

Vertaal: De reis duurt een uur

Slide 21 - Open vraag

Vertaal: Zij is gebleven

Slide 22 - Open vraag

Kies de juiste volgorde.
J'ai utilisé ma carte pour payer.
A
Je la ai utilisé
B
Je ai l'utilisé.
C
Je ai la utilisé
D
Je l'ai utilisé

Slide 23 - Quizvraag

Vertaal: Is het een rechtstreekse trein?

Slide 24 - Open vraag

Vertaal: Zij zijn gebleven (groep mannen)

Slide 25 - Open vraag

Vervang het lijdend voorwerp:
Je mange la pizza.
A
Je le mange
B
Je la mange
C
Je l' mange
D
Je les mange

Slide 26 - Quizvraag

Vertaal: Ben je hier op vakantie?

Slide 27 - Open vraag

Vertaal: Zij zijn gebleven (groep vrouwen)

Slide 28 - Open vraag

Vervang het lijdend voorwerp:
Je veux manger la pizza.
A
Je veux le manger
B
Je la veux manger
C
Je l'veux manger
D
Je veux la manger

Slide 29 - Quizvraag

Vertaal: Hoe vind je het?

Slide 30 - Open vraag

Vertaal: Zij hebben gehad (groep mannen)

Slide 31 - Open vraag

Vervang het lijdend voorwerp:
J'achète les vêtements.
A
Je le achète
B
Je la achète
C
Je l'achète
D
Je les achète

Slide 32 - Quizvraag

Vertaal: Het ontbijt is heel goed.

Slide 33 - Open vraag

Vertaal: Zij hebben gehad (groep vrouwen)

Slide 34 - Open vraag

Vervang het lijdend voorwerp:
J'ai acheté les vêtements.
A
Je l'ai acheté
B
Je ai l'acheté
C
J'ai les acheté
D
Je les ai acheté

Slide 35 - Quizvraag

Vertaal: Maar de kamer is te klein.

Slide 36 - Open vraag

Vertaal: Jij hebt gedaan

Slide 37 - Open vraag

Vervang het lijdend voorwerp:
Elle met le pantalon.
A
Elle le met
B
Elle la met
C
Elle l' met
D
Elle les met

Slide 38 - Quizvraag

Vertaal: Niet slecht, er is een zwembad.

Slide 39 - Open vraag

Vertaal: Jullie zijn geweest

Slide 40 - Open vraag

Vervang het lijdend voorwerp:
Elle va mettre le pantalon.
A
Elle va le mettre
B
Elle le va mettre
C
Elle va mettre le

Slide 41 - Quizvraag

Volgens mij komt het wel goed met de toets:
😒🙁😐🙂😃

Slide 42 - Poll

à demain!

Slide 43 - Tekstslide

A corriger: 

  • ex. 17ABC sur page 148-149


Slide 44 - Tekstslide