In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen vandaag?
Beetje herhalen
Huiswerk bespreken (deels)
Leerdoelen paragraaf 4.
Instructie paragraaf 4
Aan het werk met paragraaf 4
Evaluatie leerdoelen.
Afsluiting
Slide 2 - Tekstslide
Nederland heeft een open economie. Wat bedoelen we hiermee?
A
Nederland heeft in verhouding veel import en veel export.
B
Nederland heeft in verhouding veel import en weinig export.
C
Nederland heeft in verhouding weinig import en veel export.
D
Nederland heeft in verhouding weinig import en weinig export.
Slide 3 - Quizvraag
Onze economie is meer open dan de economie van grote landen als de Verenigde Staten. Geef hiervoor een verklaring?
Slide 4 - Open vraag
Hoe zat het ook alweer?
Stel een groep Chinese toeristen verblijft een week in Nederlandse hotels. Is dit voor Nederland import of export en waarom?
A
Import, de Chinezen komen Nederland in.
B
Export, er komt geld Nederland in.
C
Export, er gaat geld Nederland uit.
D
Import, er gaat geld Nederland uit.
Slide 5 - Quizvraag
Wat is geen protectiemaatregel die de EU neemt om de eigen markt te beschermen?
A
Invoerrechten heffen.
B
Exportsubsidies geven.
C
Een exportverbod invoeren.
D
Een importquota invoeren.
Slide 6 - Quizvraag
De EU beschermt haar eigen economie door invoerrechten te heffen op importproducten, ook op de spijkerbroeken die Robber2 importeert. Op welke manier beschermen invoerrechten de producenten van spijkerbroeken in de EU?
A
Spijkerbroeken uit de EU worden hierdoor in de VS duurder.
B
Spijkerbroeken uit de EU worden hierdoor in de VS goedkoper.
C
Amerikaanse spijkerbroeken worden hierdoor in de EU duurder.
D
Amerikaanse spijkerbroeken worden hierdoor in de EU goedkoper.
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
Opgave 27, bladzijde 214
Slide 9 - Tekstslide
Leerdoelen paragraaf 7.4:
Je weet waarom de internationale handel steeds toeneemt.
Je weet welke gevolgen dat heeft voor de werkgelegenheid.
Je weet hoe Nederland concurrerend kan zijn en kan blijven.
Slide 10 - Tekstslide
https:
Slide 11 - Link
Even opschrijven!
Globalisering = De toenemende vrije wereldhandel.
Internationale arbeidsverdeling = Een product wordt gemaakt en geëxporteerd door het land dat dit het beste en/of het goedkoopste kan.