Overtuigen H19 Kern Taal & Cultuur

Hoe kun je invloed uitoefenen op iemand? (op een ‘aardige’ manier)
1 / 11
volgende
Slide 1: Woordweb
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4-6

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoe kun je invloed uitoefenen op iemand? (op een ‘aardige’ manier)

Slide 1 - Woordweb

Invloed?
* Wederkerigheid
* Schaarste
* Autoriteit
* Consistentie
* Sociale bewijskracht
* Sympathie 

Slide 2 - Tekstslide

Standpunt of argument?
Je wilt een ander overtuigen met jouw standpunt.
Je moet stoppen met roken.

Argumenten ondersteunen of bewijzen jouw standpunt.
Want het is slecht voor je.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Standpunt
Argument
Praat niet met me
Ik wil me concentreren
Je moet me brengen vandaag
Het waait te hard om te fietsen

Slide 5 - Sleepvraag

Tegenargument en weerlegging
Tegenargument:
Standpunt is onjuist
Iedereen moet zelf weten of hij rookt.

Weerlegging:
Ontkracht het argument
Ik krijg er minder stress van.

Slide 6 - Tekstslide

Feitelijk of waarderend
Worden er controleerbare feiten gebruikt? -> feitelijk.
86% van iedereen met longkanker krijgt dit door roken.

Is het niet controleerbaar? -> waarderend.
Het stinkt.

Slide 7 - Tekstslide

Het vaccinatieprogramma begint in januari.
Feitelijk of waarderend?
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 8 - Quizvraag

Feitelijk of waarderend?
De meeste schoolliefdes lopen op niets uit.
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 9 - Quizvraag

Is het argument feitelijk of waarderend?

De meeste inzendingen zijn niet om aan te horen.
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 10 - Quizvraag

De man zei dat hij het belachelijk vond dat er nog mensen zijn die katten hebben als huisdier.
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 11 - Quizvraag