In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Thema 6 Zintuigen
Slide 2 - Tekstslide
Een zintuig reageert op ..... uit het milieu.
A
prikkels
B
impulsen
Slide 3 - Quizvraag
Slide 4 - Tekstslide
Hoe worden prikkels waargenomen?
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Adequate prikkel
De prikkel waar een zintuig het meest gevoelig voor is.
Gezichtzintuigcellen zijn gevoelig voor licht
Gehoorzintuigcellen voor geluid
Geurzintuigcellen voor geur
Slide 7 - Tekstslide
Drempelwaarde
Als een prikkel te zwak is --> geen impuls
Als een prikkel sterk genoeg is --> wel impuls
Slide 8 - Tekstslide
Jorick woont in een drukke straat. Toen hij daar pas woonde, hoorde hij in zijn slaapkamer voortdurend het lawaai van het verkeer. Nu valt dat geluid hem niet meer op. Hoe heet dit verschijnsel?
Slide 9 - Open vraag
Gewenning
Zintuigcellen ontvangen lange tijd dezelfde prikkel
= minder impulsen
Bijv: druk van kleding dragen, geluiden van verkeer
Slide 10 - Tekstslide
Motivatie
Ben je heel aandachtig aan het luisteren
= lagere drempelwaarde geluid
Impuls wordt sneller herkent en verwerkt
Slide 11 - Tekstslide
Wat gebeurt er met de drempelwaarde van je gehoor als je je concentreert om goed te luisteren?
A
De drempelwaarde wordt hoger.
B
De drempelwaarde wordt lager.
Slide 12 - Quizvraag
Heeft de neus van een hond een hogere of een lagere drempelwaarde dan jouw neus?
A
Hij is gevoeliger dus een hogere drempelwaarde
B
Hij is minder gevoelig dus een hoger drempelwaarde
C
Hij is gevoeliger dus een lagere drempelwaarde
D
Hij is minder gevoelig dus een lagere drempelwaarde
Slide 13 - Quizvraag
Een prikkel waarvoor een zintuig speciaal gevoelig is noemen we....
A
Adequate prikkel
B
Gewenning
C
Gezichtszintuigen
D
drempelwaarde
Slide 14 - Quizvraag
De huid
Slide 15 - Tekstslide
Als je een ei pakt, moet je ervoor zorgen dat het niet breekt. Je mag dus niet te hard knijpen. Welke zintuigen in de huid zijn hierbij belangrijk?
Slide 16 - Open vraag
Reukzintuig
Slide 17 - Tekstslide
Smaakzintuig
Slide 18 - Tekstslide
Oog
Traanvocht:
1. Voorkomt uitdroging
2. Doodt ziekteverwekkers
3. Neemt stof en vuiltjes op
Slide 19 - Tekstslide
Traanvocht wordt gemaakt in de...
A
traanbuizen
B
traanklieren
Slide 20 - Quizvraag
Oog
Slide 21 - Tekstslide
Oog
Slide 22 - Tekstslide
Nummer 2 is
A
de lens
B
de pupil
C
het harde oogvlies
D
het hoornvlies
Slide 23 - Quizvraag
Het witte gedeelte van het oog heet...
A
het harde oogvlies
B
het hoornvlies
C
het netvlies
D
de pupil
Slide 24 - Quizvraag
Pupilreflex
Slide 25 - Tekstslide
Pupilreflex
Slide 26 - Tekstslide
Straalsgewijs
Kring
Straalsgewijs
Kring
Slide 27 - Tekstslide
Hoe noem je het groter en kleiner worden van de pupil? (dit gaat vanzelf)
A
Oogreflex
B
Pupilreflex
C
Accomoderen
D
Accomodatiereflex
Slide 28 - Quizvraag
Als je vanuit een donkere ruimte naar een felverlichte ruimte loopt, welke spieren in de iris trekken dan samen?