les 14a en 14b

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Leenwoorden
Woorden uit een andere taal die we in het Nederlands gebruiken.

Meestal uit het: Engels, Frans, Duits, Latijn
Maar ook uit het: Fins, Japans, Spaans

Het zijn weetwoorden.
 

Slide 2 - Tekstslide

Sleep de leenwoorden naar de juiste plaatjes. 
Italiaans
Engels
Frans
Duits
confetti
keeper
restaurant
uberhaupt

Slide 3 - Sleepvraag

Frans leenwoord
Geen Frans leenwoord
diner
privacy
e-mail
confetti
croissant
chique
trottoir
bouillon
sale
paella

Slide 4 - Sleepvraag

Leenwoorden zijn weetwoorden
Toch kun je allerlei spellingscategorieën herkennen. 
Weet jij welke? 

Slide 5 - Tekstslide

Franse leenwoorden
* routewoord
* chefwoord
* garagewoord
*cadeauwoord
* caféwoord
* militairwoord
* trottoirwoord

Slide 6 - Tekstslide

Franse leenwoorden

Slide 7 - Woordweb

In sommige Franse leenwoorden 
staat een -e- met een accent: 
  • é  -  klinkt als de /ee/ van   zee               privé,  logé

  • è -   klinkt als de /e/  van    bel                crèche, crème       
  •        
  • ê -   klinkt als de /e/  van     bel               enquête, crêpepapier

Slide 8 - Tekstslide

Wat is een Frans leenwoord?
A
sticker
B
badkamer
C
spiegel
D
douche

Slide 9 - Quizvraag

Schrijf een Frans leenwoord op dat vraaggesprek betekent:
e.......

Slide 10 - Open vraag

Schrijf een Frans leenwoord op dat knutselruimte betekent:
a......

Slide 11 - Open vraag

Schrijf een Frans leenwoord op dat je krijgt op je verjaardag.

Slide 12 - Open vraag

Het Franse leenwoord voor 'stoep' is ....

Slide 13 - Open vraag

Je ziet hier friet met ...........
(een Frans leenwoord, maar als je het in Frankrijk bestelt, smaakt het heel anders dan hier)

Slide 14 - Open vraag

Verbeter dit fout geschreven woord: punèze

Slide 15 - Open vraag

leenwoord estafette
Van iedere groep komt een kind naar de tafel. 
De juf zegt een woord. 
Schrijf dit op. (Let op! in een keer goed! )
Goed? je krijgt een fiche. 
De volgende ronde start

Slide 16 - Tekstslide

Engelse leenwoorden

Slide 17 - Tekstslide

Sommige Engelse leenwoorden eindigen op sh. Bijvoorbeeld bij cash. Je hoort /sj/. maar schrijft sh.

Slide 18 - Tekstslide

In sommige Engelse leenwoorden klinkt de a als een /e/. Bijvoorbeeld bij laptop. Je hoort een /e/, maar schrijft een a.


Slide 19 - Tekstslide

Sommige Engelse leenwoorden eindigen op tch. Bijvoorbeeld bij stopwatch. Je hoort /tsj/, maar schrijft tch.

Slide 20 - Tekstslide

Leenwoorden uit het Engels zijn woorden die je moet onthouden
Bijvoorbeeld:
  • shirt
  • keeper
  • camper
  • placemat

Slide 21 - Tekstslide

Een Engels leenwoord dat we gebruiken voor 'kliniek'.

Slide 22 - Open vraag

Welk leenwoord uit het Engels betekent "ontwerp" ?
A
picture
B
design
C
paper
D
chair

Slide 23 - Quizvraag

Engels leenwoord
Geen Engels leenwoord
maillot
sushi
bagage
bloknote
laptop
maffia
design
t-shirts
trottoir
sale

Slide 24 - Sleepvraag

woordenrace
Verwerken taal week 4 les 20
Verwerken spelling les 14a en 14b
Weektaak

Slide 25 - Tekstslide