Week 20 Deel 2

WELCOME 1KL3!
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

WELCOME 1KL3!

Slide 1 - Tekstslide

What did we do / talk about last lesson?
timer
1:00

Slide 2 - Open vraag

Today's goal
at the end of the lesson i know how to use articiles a / an

Slide 3 - Tekstslide

What are we going to do today?
  • Herhaling vorige les
  • Words practice
  • Herhaling: lidwoorden

Slide 4 - Tekstslide

Words
Words
Words

Slide 5 - Tekstslide

Geef de vertaling van het woord: raincoat

Slide 6 - Open vraag

Geef de vertaling van het woord: jacket

Slide 7 - Open vraag

Geef de vertaling van het woord: jumper

Slide 8 - Open vraag

Geef de vertaling van het woord: tanktop

Slide 9 - Open vraag

Geef de vertaling van het woord: cap

Slide 10 - Open vraag

Articles
lidwoorden

Slide 11 - Tekstslide

Wat weet jij nog over lidwoorden?

Slide 12 - Open vraag

Articles
Lidwoorden

Wanneer je in het Nederlands de of het voor een zelfstandig naamwoord zet, gebruik je in het Engels the

Wanneer je in het Nederlands een voor een zelfstandig naamwoord zet, gebruik je in het Engels a of an

Slide 13 - Tekstslide

Lidwoord a / an
 een ..........: a / an


een tafel - a table           een ei - an egg




 

Slide 14 - Tekstslide

Lidwoord a/an
an gebruik je voor woorden die beginnen met een klinker:

an ear            an investigation         an officer
an apple            an Englishman          an answer
 

Slide 15 - Tekstslide

a of an?
..... dog
timer
0:20
A
a
B
an

Slide 16 - Quizvraag

a of an?
.... apple
timer
0:20
A
a
B
an

Slide 17 - Quizvraag

Let op!
De keuze voor a of an hangt niet af van de (mede)klinker op papier, maar of je hemt hoort.




 

Slide 18 - Tekstslide

a of an?
.... hour
timer
0:20
A
a
B
an

Slide 19 - Quizvraag

Let op!
De keuze voor a of an hangt niet af van de (mede)klinker op papier, maar of je hemt hoort.

Soms schrijf je een -h maar hoor je hem niet -> dan gebruik je an.

Soms schrijf je een -u, maar hoor je een -j of -h -> dan gebruik je a.


 

Slide 20 - Tekstslide

Voorbeelden
(je schrijft de medeklinker wel maar hoort hem niet)

an hour  (je hoort our) = een uur
an honor (je hoort onour) = de eer
a university (je hoort juniversity) = de universiteit
a uniform (je hoort juniform) = het uniform
a European (je hoort jeuropean) = de Europeaan

Slide 21 - Tekstslide

Articles
lidwoorden

Slide 22 - Tekstslide

A
AN
table
house
egg
chicken
island
phone
orange

Slide 23 - Sleepvraag

a of an?
.... university
A
a
B
an

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide