TH: Hoofdstuk 4 Nieuw geloof, nieuw land.

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

TH: Hoofdstuk 4 

Nieuw geloof, nieuw land.

Wanneer begon de renaissance in Italië?

1. Rond 1300
2. Rond 1100
3. Rond 1200
4. Rond 1500

Wat is de definitie van het begrip
'renaissance'?

Door welke technische verbeteringen werden ontdekkingsreizen door Europeanen aan het einde van de middeleeuwen mogelijk? Noem er twee.

Hoe heet een groot landbouwbedrijf, waar een product wordt verbouwd, bijvoorbeeld rietsuiker of tabak?

1. een handelsonderneming
2. een plantage

Welke rol hadden priesters in het leven van de 'gewone' mensen?

1. zij hielpen mensen te genezen bij ziekte
2. zij hielpen mensen om als een goed christen te leven

Waardoor werden kerken steeds rijker?

'Al in de middeleeuwen vonden sommige gelovigen en sommige geestelijken het verkeerd dat de kerk erg rijk was.'

1. juist
2. onjuist

Hoe kwam het dat rond 1500 nieuwe ideeën over het geloof zich snel verspreidden?

Wat was er eerder: de katholieke kerk of de protestantse kerk?

1. katholieke kerk
2. protestantse kerk

Wie bestuurde de Nederlanden eerder?

1. Fillips II
2. Karel V

Wat zijn twee taken van een stadhouder?

1. advies geven aan de koning over het bestuur
2. mensen helpen een goed christen te zijn
3. zorgen voor orde en rust in de gewesten
4. proberen mensen over te halen een ander geloof aan te nemen

Veel mensen in de Nederlanden, katholieken en protestanten, waren boos over de vervolgingen in de Nederlanden. Wie werden er vervolgd?

1. Katholieken
2. Protestanten

In welk jaar vernielden protestanten heel veel kloosters en kerken in de Nederlanden?

1. 1702
2. 1566
3. 1603
4. 1500

Hoe wordt de reeks van vernielingen en plunderingen van kerken en kloosters genoemd?

Wat voor soort verandering in het instellen van een centraal bestuur?

1. culturele verandering
2. economische verandering
3. politieke verandering
4. sociale verandering

'De eerste aanval van het leger van Willem van Oranje op de Spaanse legers was succesvol.'

1. juist
2. onjuist

'De handel was voor de opstandelingen een belangrijke bron van inkomsten tijdens de Opstand.'

1. juist
2. onjuist