Werkwoordspelling

Werkwoord-spelling 



Leerdoel: aan het einde van de les weet jij wanneer je een –t, een –d of een –dt schrijft aan het einde van een werkwoord. ​
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Werkwoord-spelling 



Leerdoel: aan het einde van de les weet jij wanneer je een –t, een –d of een –dt schrijft aan het einde van een werkwoord. ​

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
- Voorkennis ophalen
- Uitleg schema werkwoordspelling

- Aan de slag!
Samenwerken
Zelfstandig werken 

Slide 2 - Tekstslide

Hoe vind je de persoonsvorm? Er zijn drie manieren.

Slide 3 - Open vraag

Slide 4 - Video

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Tip:

Vul een vorm van het werkwoord lopen in de zin in.​

Eindigt de vorm van het werkwoord lopen op een –t? Dan schrijf je deze ook achter je werkwoord.
Hij (houden) van bloemen. 
Hij loopt van bloemen. --> Hij houdt van bloemen.

 Mijn zusje (schudden) de milkshake. ​
 Zusje loopt de milkshake. --> Mijn zusje schudt de milkshake.

Slide 7 - Tekstslide

Hij (wedden) dat Ajax morgen gaat winnen.
A
Wedt
B
Wed
C
Wedden

Slide 8 - Quizvraag

De vlieger (worden) straks de lucht in gegooid.
A
Word
B
Wordt
C
Wort

Slide 9 - Quizvraag

Marianne, (houden) jij van koffie?
A
houdt
B
hout
C
houd

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Video

Slide 12 - Tekstslide

Belangrijk:
Kijk eerst in welke tijd de zin staat.

Tegenwoordige tijd of verleden tijd?

Slide 13 - Tekstslide

Oma (maken) gisteren lekkere cake.
A
Maakt
B
Maakdt
C
Maakte

Slide 14 - Quizvraag

Vorige week (bakken) we een cake voor oma.
A
Bakten
B
Baktten
C
Bakken
D
Bakt

Slide 15 - Quizvraag

's Maandags (koken) we iets in de keuken op F3.
A
Kijken
B
Koken
C
Kookten
D
Kook

Slide 16 - Quizvraag

Ik (barsten) van verdriet.
A
Barstte
B
Barst
C
Barste

Slide 17 - Quizvraag

Mijn oom (redden) zijn hond nu uit het water.
A
Redt
B
Redde
C
Red

Slide 18 - Quizvraag

Hij (schudden) zijn haren straks heen en weer.
A
Schud
B
Schudt
C
Schudden

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Video

Past op! Het is heet!
Is dit goed geschreven?
A
Ja
B
Nee

Slide 21 - Quizvraag

Stop! Er komt een auto aan!
Is dit goed geschreven?
A
Ja
B
Nee

Slide 22 - Quizvraag

Wat moet er voor jou nu nog gebeuren om alle werkwoorden correct te kunnen spellen?

Slide 23 - Open vraag

Ben jij de werkwoordspelling meer gaan beheersen deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll