In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Ik zit klaar voor de les:
Mijn spullen liggen op tafel (boek, pen, papier, laptop).
Mijn telefoon en oortjes zitten in mijn tas.
Mijn jas hangt aan de kapstok.
Ik heb geen pet of capuchon op.
Ik heb geen eten of drinken meer bij mij.
Slide 2 - Tekstslide
NN1 Grammatica
werkwoordspelling tt
Slide 3 - Tekstslide
Deze les:
Terugblik
Nakijken huiswerk
Instructie
oefenen in LessonUp
zelfstandig aan de slag
Slide 4 - Tekstslide
Terugblik:
Wat hebben we de vorige les gedaan?
Slide 5 - Tekstslide
Wat is de persoonsvorm in de zin:
Mama maakt een lekkere pan soep klaar.
A
mama
B
maakt
C
een lekkere pan soep
D
maakt klaar
Slide 6 - Quizvraag
Wat is het onderwerp in de zin:
Boris speelt een lied op zijn gitaar
A
speelt
B
Boris
C
een lied
D
speelt gitaar
Slide 7 - Quizvraag
Wat is het gezegde in de zin:
Op het strand heeft mijn zusje schelpjes gezocht.
A
gezocht
B
heeft
C
mijn zusje
D
heeft gezocht
Slide 8 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm in de zin:
Op de straat ligt een dik pak sneeuw.
A
Op de straat
B
ligt
C
een dik pak sneeuw
D
ligt sneeuw
Slide 9 - Quizvraag
Wat is het onderwerp in de zin:
Ricardo zet de container voor het huis.
A
Ricardo
B
zet
C
de container
D
voor het huis
Slide 10 - Quizvraag
Wat is het gezegde in de zin:
Stan heeft zijn spreekbeurt gisteren over een leeuw gehouden.
A
Stan
B
heeft
C
heeft gehouden
D
gehouden
Slide 11 - Quizvraag
Lesdoel:
Ik weet hoe ik werkwoorden spel in de tegenwoordige tijd (tt)
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Video
De ik-vorm van het werkwoord
Voor de spelling van de werkwoorden heb je speciale spellingsregels. In die spellingsregels gebruik je vaak de ‘ik-vorm’. De ik-vorm is het woord dat in de tegenwoordige tijd achter ‘ik’ komt te staan.
Zo schrijf je de ik-vorm van een werkwoord:
● hele werkwoord: denken → ik denk → de ik-vorm van denken is denk.
● hele werkwoord: slapen → ik slaap → de ik-vorm van slapen is slaap.
● schudden → ik schud → de ik-vorm is schud.
Slide 14 - Tekstslide
Let op!
De ik-vorm eindigt nooit op een v of een z:
● proeven → ik proef → de ik-vorm is proef.
● reizen → ik reis → de ik-vorm is reis.
De ik-vorm eindigt nooit op twee dezelfde medeklinkers:
● bukken → ik buk → de ik-vorm is buk.
● zetten → ik zet → de ik-vorm is zet.
● schudden → ik schud → de ik-vorm is schud.
Slide 15 - Tekstslide
Schrijf van het werkwoord de ik-vorm op:
kopen
Slide 16 - Open vraag
Schrijf van het werkwoord de ik-vorm op:
maaien
Slide 17 - Open vraag
Schrijf van het werkwoord de ik-vorm op:
zingen
Slide 18 - Open vraag
Wat is de ik-vorm van:
lezen
A
ik lees
B
ik leez
Slide 19 - Quizvraag
Wat is de ik-vorm van:
pakken
A
ik pakk
B
ik pak
Slide 20 - Quizvraag
Wat is de ik-vorm van:
graven
A
ik graaf
B
ik graav
C
ik graf
D
ik grav
Slide 21 - Quizvraag
Slide 22 - Video
Ik
Hij
vind
vindt
loop
wordt
loopt
word
antwoordt
antwoord
biedt
bied
Slide 23 - Sleepvraag
weigeren : De hond ... te gehoorzamen.
A
weigert
B
weigerd
C
weigerdt
D
weigeren
Slide 24 - Quizvraag
houden : Ik .... van spruitjes.
A
houd
B
hout
C
houdt
D
houden
Slide 25 - Quizvraag
lachen De kleuter ... om de clown.
Slide 26 - Open vraag
karten Mijn vriend ... graag met mijn broer.
Slide 27 - Open vraag
snijden Ik ... de groenten in kleine stukjes.
Slide 28 - Open vraag
snijden Mijn moeder ... de groenten in kleine stukjes.