Maken opgave 1 t/m 14 van “Weet je het nog?” Blz. 72.
Uiterlijk inleveren aanstaande vrijdag 15 oktober voor 24:00 uur.
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4
In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Lesprogramma
Uitleg §2.1 (25 min.)
Maken opgave 1 t/m 14 van “Weet je het nog?” Blz. 72.
Uiterlijk inleveren aanstaande vrijdag 15 oktober voor 24:00 uur.
Slide 1 - Tekstslide
We gaan het anders doen!
Om af te tekenen ga ik het huiswerk bijhouden.
Ik controleer elke les en noteer of je bij bent.
Stel: huiswerk is in een week 3 paragraven, elke les 1.
Ben je niet bij na 1 les dan heb je nog de herkansing om de weektaak af te hebben aan het begin van de volgende week.
Is dat niet op orde dan kun je niet meer aftekenen.
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Tijdens de uitleg
Je doet mee!!! …….of
Je gaat zelfstandig verder met het huiswerk :
Weet je het nog opgaven 1 t/m 14 blz. (voor half punt extra)
Opgaven 1 t/m 12 +
Rekenopdracht 1, 3, 4, 5, 6
Slide 4 - Tekstslide
Leerdoelen:
Wat voor kosten kan een bedrijf hebben?
Wat is het verschil tussen vaste en variabele kosten?
Hoe bereken je de verkoopprijs en de consumentenprijs?
Slide 5 - Tekstslide
§3.1 Wat zijn de kosten?
Slide 6 - Tekstslide
Leerdoel 1
Wat voor kosten kan een bedrijf hebben?
Slide 7 - Tekstslide
Niels
Ingmar
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Geef voorbeelden van kosten die bedrijven kunnen hebben?
Slide 11 - Woordweb
Leerdoel 2
Wat is het verschil tussen variabele kosten en vaste kosten?
Slide 12 - Tekstslide
Variabele kosten
Vaste kosten
}
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Een fabrikant maakt per jaar 625.000 fietsen banden. De vaste kosten zijn € 2,5 miljoen. De variabele kosten € 1 miljoen. Voor winst komt er € 1,50 per band bij. Bereken de kostprijs per fietsband?
Slide 16 - Open vraag
Een fabrikant maakt per jaar 625.000 fietsen banden. De vaste kosten zijn € 2,5 miljoen. De variabele kosten € 1 miljoen. Voor winst komt er € 1,50 per band bij. De productie wordt verhoogd met 60%. Wat zijn de gevolgen voor de vaste kosten per jaar?
Slide 17 - Open vraag
Een fabrikant maakt per jaar 625.000 fietsen banden. De vaste kosten zijn € 2,5 miljoen. De variabele kosten € 1 miljoen. Voor winst komt er € 1,50 per band bij. De productie wordt verhoogd met 60%. Wat zijn de gevolgen voor de variabele kosten per jaar?
Slide 18 - Open vraag
Een fabrikant maakt per jaar 625.000 fietsen banden. De vaste kosten zijn € 2,5 miljoen. De variabele kosten € 1 miljoen. Voor winst komt er € 1,50 per band bij. De productie wordt verhoogd met 60%. Bereken hoeveel de kostprijs per product is gedaald?
Slide 19 - Open vraag
Leerdoel 3
Hoe bereken je de verkoopprijs en de consumentenprijs?
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Inkoopprijs € 145. Brutowinst marge = 70%. Btw-tarief = 21% Bereken de verkoop en de consumentenprijs.
Slide 25 - Open vraag
Inkoopprijs € 17,50. Brutowinst marge = 250%. Btw-tarief = 21% Bereken de verkoop en de consumentenprijs.
Slide 26 - Open vraag
Terugrekenen vanaf de consumentenprijs
Let op:
Consumentenprijs = meer dan 100%
Of 106%
Of 121%
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Consumentenprijs € 1,98. Btw-tarief = 6% Bereken de prijs exclusief btw dus de verkoopprijs en het btw bedrag.
Slide 30 - Open vraag
Consumentenprijs € 29,50. Btw-tarief = 21% Bereken de prijs exclusief btw dus de verkoopprijs en het btw bedrag.
Slide 31 - Open vraag
Leerdoelen:
Wat voor kosten kan een bedrijf hebben?
Wat is het verschil tussen vaste en variabele kosten?
Hoe bereken je de verkoopprijs en de consumentenprijs?