In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat heb je nodig om een bakkerij te beginnen?
Slide 2 - Woordweb
Rangschikken tot 4 groepen
KANO
Kapitaal —> Huur en/of rente
Arbeid —> Loon
Natuur —> Pacht
Ondernemerschap —> winst
Slide 3 - Tekstslide
Noem kosten voor een bakker
Slide 4 - Woordweb
Noem kosten die je hebt ook al maak je geen broden omdat je gesloten bent door bijv. een lockdown.
Slide 5 - Woordweb
Vaste kosten
Kosten die je toch moet betalen ook al maak je geen broden
Voorbeelden:
Huur
Hypotheek
Personeel in vaste dienst
Slide 6 - Tekstslide
Noem kosten die zullen toenemen als je ook meer broden zult bakken.
Slide 7 - Woordweb
Variabele kosten
Kosten die toe- en/of afnemen als je meer of minder gaat produceren.
Bijvoorbeeld: grondstoffen
Slide 8 - Tekstslide
Je koopt een gloednieuwe auto. Je laat deze een jaar onder een zeil bij jouw huis staan. Na een jaar verkoop je de auto. Krijg je er evenveel voor terug als dat je ervoor hebt betaald?
A
Ja
B
Nee
Slide 9 - Quizvraag
Hoe heet waardevermindering van gebruiksgoederen zoals auto’s, machines enz.?
Slide 10 - Open vraag
Afschrijving
Waardevermindering van kapitaalgoederen.
Slide 11 - Tekstslide
Vaste kosten
Variabele kosten
Afschrijvingskosten
Huur van het gebouw
Kosten van grondstof
Loonkosten van flexwerkers
Slide 12 - Sleepvraag
Een transportbedrijf investeert € 160.000 in en energiezuinige vrachtwagen. Het is de bedoeling deze vrachtwagen zes jaar te gebruiken. Daarna is de restwaarde naar chatting nog € 31.000. Bereken de jaarlijkse afschrijving van deze vrachtwagen.
Slide 13 - Open vraag
Kostprijs per product
Kosten zijn voor het bakken van
een taart zijn € 4,-.
Wat zijn de kosten per taartstuk?
€ 4 ÷ 8 stukken = € 0,50 per taartstuk
Slide 14 - Tekstslide
Kosten verdeeld in…
Slide 15 - Tekstslide
Een bandenfabrikant maakt per jar 625.000 fietsbanden. De vaste kosten zijn € 2,5 miljoen en de variabele kosten € 1 miljoen. Bereken de kostprijs per fietsband.
Slide 16 - Open vraag
Een bandenfabrikant maakt per jar 625.000 fietsbanden. De vaste kosten zijn € 2,5 miljoen en de variabele kosten € 1 miljoen. Kostprijs is dus € 5,60. Verkoopprijs per band is € 7,10. Wat is de winst opslag in % van de kostprijs
Slide 17 - Open vraag
Na de productiestijging zullen de vaste kosten per jaar ……………………………... De variabele kosten zullen ……………………
Dalen
Stijgen
Gelijk blijven
Slide 18 - Sleepvraag
Huiswerk
§3.1 opgaven 1 t/m 10
§3.2 opgaven 1 t/m 10
rekenopgaven 1 t/m 14
Slide 19 - Tekstslide
Prijzen
Kostprijs Prijs om het te maken zonder winst
Verkoopprijs. Prijs om het te maken met winst
Consumentenprijs. Prijs om het te maken met winst en btw.
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Een scooterhandel koopt een Piaggio in voor € 975. De brutowinstmarge is 45%, de btw 21%. Bereken de verkoopprijs (zonder btw) van deze scooter.
Slide 22 - Open vraag
Een scooterhandel koopt een Piaggio in voor € 975. De brutowinstmarge is 45%, de btw 21%. Bereken de consumentenprijs van deze scooter.
Slide 23 - Open vraag
Opdracht op papier
Maak de opdrachten op papier
10 minuten de tijd.
Slide 24 - Tekstslide
Een broek heeft een consumentenprijs van € 59,95. Het btw-tarief is 21%. Bereken de verkoopprijs van de broek, exclusief btw.