Bij de elektrolyse van water ontstaat er 50 gram waterstof. Hoeveel gram water is ontleedt?
Slide 10 - Tekstslide
- Ik kan een tabel opstellen met gegeven hoeveelheden (grammen etc.) en stoffen uit de vraag en hierbij ook de onbekende(n) aangeven. - Ik kan met behulp van de wet van massa behoud (en dus de massa verhouding) een onbekende hoeveelheid stof berekenen.
Ik kan het leerdoel onvoldoende
Ik kan het leerdoel voldoende
Ik vind het leerdoel heel makkelijk
Slide 11 - Poll
Basis opdracht
Maken opdracht 35 (blz 56)
Slide 12 - Tekstslide
Extra uitdaging
Maken opdracht 36 (blz 56)
Slide 13 - Tekstslide
Extra oefening
Maken opdracht 38 (blz 56)
Slide 14 - Tekstslide
- Ik kan een tabel opstellen met gegeven hoeveelheden (grammen etc.) en stoffen uit de vraag en hierbij ook de onbekende(n) aangeven. - Ik kan met behulp van de wet van massa behoud (en dus de massa verhouding) een onbekende hoeveelheid stof berekenen.
Ik kan het leerdoel onvoldoende
Ik kan het leerdoel voldoende
Ik vind het leerdoel heel makkelijk
Slide 15 - Poll
Leerdoelen deel 2
- Ik kan een tabel opstellen met gegeven hoeveelheden (grammen etc.) en stoffen uit de vraag en hierbij ook de onbekende(n) aangeven.
- Ik kan met behulp van de wet van massa behoud (en dus de massa verhouding) een onbekende hoeveelheid stof berekenen.
- Ik weet wat het betekent als een stof in ondermaat/overmaat is.
- Ik kan bereken hoeveel stof er overblijft bij een reactie van stoffen die in overmaat zijn.
Slide 16 - Tekstslide
Uitleg
Overmaat: Er is te veel van een (begin-)stof.
Ondermaat: Er is te weinig van een (begin-)stof.
Berekenen op de zelfde manier, dus met massaverhouding.
Slide 17 - Tekstslide
Uitleg
Dus met:
RV
MV
GG
GV
Maar je kies 1 van de stoffen om te starten met rekenen
Daarna doe je de berekening van de andere stof
Slide 18 - Tekstslide
Opdracht
Bij de productie van ammoniak is er een vat van 30 kilogram stikstof en een vat van 20 kilogram waterstof.
- Hoeveel ammoniak kan er maximaal ontstaan?
- Welke stof is in overmaat aanwezig?
(Hint bereken eerst hoeveel er kan ontstaan uit 30 kg stikstof en dan uit 20 kg waterstof)
Slide 19 - Tekstslide
- Ik weet wat het betekent als een stof in ondermaat/overmaat is. - Ik kan bereken hoeveel stof er overblijft bij een reactie van stoffen die in overmaat zijn.
Ik kan het leerdoel onvoldoende
Ik kan het leerdoel voldoende
Ik vind het leerdoel heel makkelijk
Slide 20 - Poll
Leerdoelen deel 3
- Ik kan uitleggen welke stoffen elektriciteit geleiden en in welke fase.
- Ik kan de bouw van een element beschrijven met behulp van het atoommodel van Rutherford, met de begrippen proton, neutron, elektron, atoomnummer en massagetal.
- Ik kan uitleggen wat het verschil is tussen atoom en een ion.
Slide 21 - Tekstslide
Atoommodellen
Slide 22 - Tekstslide
Atoommodel van Rutherford
Kern met protonen en neutronen
Elektronenwolk
Slide 23 - Tekstslide
Atoommodel van Rutherford
Kern bestaat uit protonen en neutronen
Protonen zijn positief geladen
Neutronen zijn neutraal
Om de kern zweven elektronen
Elektronen wegen bijna niks
Ze zijn negatief
Slide 24 - Tekstslide
Atoommodel van Rutherford
Atoomnummer = aantal protonen
Identiteit atoom
Voorbeeld:
- Waterstof heeft atoomnummer 1
- Waterstof heeft dus 1 proton in de kern
Slide 25 - Tekstslide
Atoommodel van Rutherford
Massagetal = protonen + neutronen
Atoommassa = massa protonen + massa neutronen
Massa elektronen erg klein
Massa proton en massa neutron = 1 u
Slide 26 - Tekstslide
Atoommodel van Rutherford
Aantal elektronen = Aantal protonen
Atoom is neutraal
Aantal neutronen hoeft niet gelijk te zijn aan aantal protonen of elektronen
Slide 27 - Tekstslide
Atoommodel van Rutherford
Voorbeelden
Zuurstof heeft atoomnummer 8
Dus 8 protonen in de kern en 8 elektronen
De atoommassa is 16,0 u
Dus massagetal is 16
8 neutronen
Slide 28 - Tekstslide
Zoek in achterin in je boek het atoomnummer van Natrium op. Deze is?
A
23
B
12
C
11
D
46
Slide 29 - Quizvraag
Het atoomnummer van chloor is 17. Hoeveel protonen en elektronen heeft chloor
A
17 protonen
35,5 elektronen
B
35,5 protonen
17 elektronen
C
35,5 protonen
35,5 elektronen
D
17 protonen
17 elektronen
Slide 30 - Quizvraag
Wat is het massagetal van stikstof gebaseerd op de atoommassa?
A
14,01
B
14
C
7,00
D
2,5
Slide 31 - Quizvraag
Atoommodel van Rutherford
Natrium
Atoomnummer 11
11 protonen en 11 elektronen
Atoommassa is 23,0 g/mol dus massagetal is 23
Dus 12 neutronen (= massagetal – protonen).
Chloor
Atoomnummer 17 = 17 protonen = 17 elektronen
35,5 g/mol = 35 of 36 Massagetal = 18 of 19 neutronen
Slide 32 - Tekstslide
Isotopen
Zelfde aantal protonen, maar verschillende massagetal, dus verschillend aantal neutronen
Slide 33 - Tekstslide
Ionen
Een ion heeft geen gelijk aantal elektronen en protonen.
Vul de tabel aan met behulp van de tabel achter in je boek
Atoom-nummer
Protonen
Neutro-nen
Elek-tronen
Atoommassa
Massa- getal
Be
Ti
P
O2-
Slide 36 - Tekstslide
- Ik kan de bouw van een element beschrijven met behulp van het atoommodel van Rutherford, met de begrippen proton, neutron, elektron, atoomnummer en massagetal.
Ik kan het leerdoel onvoldoende
Ik kan het leerdoel voldoende
Ik vind het leerdoel heel makkelijk
Slide 37 - Poll
Basis opdracht
Maken opdracht 27, 32
Slide 38 - Tekstslide
Extra uitdaging
Maken opdracht 27, 31
Slide 39 - Tekstslide
Extra oefening
Maken opdracht 26, 32
Slide 40 - Tekstslide
Weektaak
- Lezen H2.5 (herhaling en H3.3
- Afmaken opdrachten die je niet af had in de les (zie Lessonup)
Slide 41 - Tekstslide
Slot opdracht
Hoeveel gram koolstofdioxide komt er vrij bij de verbranding van 0,25 gram ethaan?
Slide 42 - Tekstslide
Afsluiting - Leerdoelen
- Ik kan een tabel opstellen met gegeven hoeveelheden (grammen etc.) en stoffen uit de vraag en hierbij ook de onbekende(n) aangeven.
- Ik kan met behulp van de wet van massa behoud (en dus de massa verhouding) een onbekende hoeveelheid stof berekenen.
- Ik weet wat het betekent als een stof in ondermaat/overmaat is.
- Ik kan bereken hoeveel stof er overblijft bij een reactie van stoffen die in overmaat zijn.
Slide 43 - Tekstslide
Afsluiting - Leerdoelen
- Ik kan uitleggen welke stoffen elektriciteit geleiden en in welke fase.
- Ik kan de bouw van een element beschrijven met behulp van het atoommodel van Rutherford, met de begrippen proton, neutron, elektron, atoomnummer en massagetal.
- Ik kan uitleggen wat het verschil is tussen atoom en een ion.