Informele brief schrijven

écrire une lettre informele
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

écrire une lettre informele

Slide 1 - Tekstslide

Woordvolgorde
onderwerp + gezegde + lijdend voorwerp + bepaling
Je mange une glace pendant les vacances
Ik eet een ijsje in de vakantie

J'ai mangé une glace (ik heb een ijsje gegeten)
Je vais manger une glace (ik ga een ijsje eten)
De werkwoorden staan altijd bij elkaar!


Slide 2 - Tekstslide

Hoe vertaal je:
Ik ga

Slide 3 - Open vraag

Hoe vertaal je:
vanaf 10 november tot 15 november

Slide 4 - Open vraag

Hoe vertaal je:
Sorry dat ik je niet eerder heb geschreven

Slide 5 - Open vraag

Vervoeg ''regarder'' in de présent, passé composé & futur simple

Slide 6 - Open vraag

Ik vorm van avoir, être + aller

Slide 7 - Open vraag

Wat te doen bij het vervoegen van een werkwoord?

Slide 8 - Open vraag

Sleep de signaalwoorden naar het verband dat zij aangeven. 
Opsomming
Reden
Tegenstelling
Conclusie
car
mais
par contre
donc
en plus
au contraire
comme
ensuite
alors
d'abord
puis
parce que
bref
cependant

Slide 9 - Sleepvraag

Vertaling van mijn en jouw en in het Frans?

Slide 10 - Open vraag

Hoe vertaal je:
in/naar (stad)

Slide 11 - Open vraag

Hoe vertaal je:
in/naar (land)

Slide 12 - Open vraag

Hoe vraag je naar iemands cijfers, studie en toekomstplannen?

Slide 13 - Open vraag

In het Frans gebruik je veel vaker dat dan in het Nederlands. In het Nederlands kun je zeggen:
Ik vind school leuk. In het Frans kan dat niet. Je moet dan zeggen: Ik vind dat school leuk is.
Dus: Je trouve que l’école est amusante.
Je crois que l’examen est facile.

Slide 14 - Tekstslide

Hoe vertaal je:
Ik vind dat

Slide 15 - Open vraag

Hoe maak je een ontkenning?

Slide 16 - Open vraag

chunks:
Comment ça va? Moi, ça va très bien, parce que…./ Moi, ça ne va pas très bien, parce que…
Je suis désolé(e) que je ne t’ai pas écrit plus tôt.
Et toi? C’est comment pour toi?
Tu me manques beaucoup!
J’espère que tu m’écris rapidement.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Welke zin is juist?
A
Maria est allé au cinéma.
B
Maria est allée au cinéma.

Slide 19 - Quizvraag

Maak de vormen van de passé composé van het werkwoord tussen haakjes.
Je/j' (faire)
Tu (finir)
Elle (partir)
Nous (être)
Vous (attendre)
Ils (partir)
été
fini
partis
partie
fait
attendu
avons
avez
sont
as
est
ai

Slide 20 - Sleepvraag