(In)formele brief schrijven10-1

écrire une lettre (in)formelle
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

écrire une lettre (in)formelle

Slide 1 - Tekstslide

Woordvolgorde
onderwerp + gezegde + lijdend voorwerp + bepaling
Je mange une glace pendant les vacances
Ik eet een ijsje in de vakantie

J'ai mangé une glace (ik heb een ijsje gegeten)
Je vais manger une glace (ik ga een ijsje eten)
De werkwoorden staan altijd bij elkaar!


Slide 2 - Tekstslide

Hoe vertaal je:
Ik ga

Slide 3 - Open vraag

van 1 tot en met 10 juli
A
du 1 au 10 juillet
B
de le 1 à le 10 juillet
C
du premier au 10 juillet
D
du premier au dix juillet

Slide 4 - Quizvraag

ik heb een goede algemene ontwikkeling =
A
je suis une bonne culture générale
B
j'ai une mauvaise culture générale
C
j'ai une bonne culture générale
D
je suis une mauvaise culture générale

Slide 5 - Quizvraag

de bestemming =
A
la découverte
B
la destination
C
le véhicule
D
le logement

Slide 6 - Quizvraag

het advies =
A
le conseil
B
la peau
C
la frontière
D
la valise

Slide 7 - Quizvraag

het buitenland =
A
l'avion
B
le trésor
C
le maillot de bain
D
l'étranger

Slide 8 - Quizvraag

de vakantie was
een succes/ fantastisch! =

Slide 9 - Woordweb

ik hoop dat je
me snel terugschrijft =

Slide 10 - Woordweb

vertaal:
Sorry dat ik je niet eerder heb geschreven

Slide 11 - Open vraag

Vervoeg ''regarder'' in de présent, passé composé (je- + tu vorm)

Slide 12 - Open vraag

wat is de ik- vorm van
avoir, être + aller

Slide 13 - Open vraag

hij heeft gelijk =
A
il a raison
B
il a tort
C
il est d'accord
D
il est furieux

Slide 14 - Quizvraag

Sleep de signaalwoorden naar het verband dat zij aangeven. 
Opsomming
Reden
Tegenstelling
Conclusie
car
mais
par contre
donc
en plus
au contraire
comme
ensuite
alors
d'abord
puis
parce que
bref
cependant

Slide 15 - Sleepvraag

Vertaal:
mijn goede eigenschappen zijn...

Slide 16 - Open vraag

Hoe vertaal je:
in/naar Nice

Slide 17 - Open vraag

Hoe vertaal je:
in Frankrijk / naar Frankrijk

Slide 18 - Open vraag

vertaal:
Ik kom uit Nederland

Slide 19 - Open vraag

In het Frans gebruik je veel vaker dat dan in het Nederlands. In het Nederlands kun je zeggen:
Ik vind school leuk. In het Frans kan dat niet. Je moet dan zeggen: Ik vind dat school leuk is.
Dus: Je trouve que l’école est amusante.
Je crois que l’examen est facile.

Slide 20 - Tekstslide

Ik vind dat =

Slide 21 - Open vraag

Ik weet dat =

Slide 22 - Open vraag

ik denk dat =

Slide 23 - Open vraag

handige zinnen:
Comment ça va? Moi, ça va très bien, parce que…
 Moi, ça ne va pas très bien, parce que…
Je suis désolé(e) que je ne t’ai pas écrit plus tôt.
Et toi? C’est comment pour toi?
Tu me manques beaucoup!
J’espère que tu m’écris rapidement.

Slide 24 - Tekstslide

Maak de vormen van de passé composé van het werkwoord tussen haakjes.
Je/j' (faire)
Tu (finir)
Elle (partir)
Nous (être)
Vous (attendre)
Ils (partir)
été
fini
partis
partie
fait
attendu
avons
avez
sont
as
est
ai

Slide 25 - Sleepvraag