Media, Vormgeving en ICTMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1
In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
Portfolio les 5
Werkstuk maken
Slide 1 - Tekstslide
Programma
Leerdoelen en lesdoelen
Instructie: Hoe maak ik een werkstuk?
Aan de slag!
Slide 2 - Tekstslide
In deze les leren wij:
Wat een werkstuk is;
Hoe een werkstuk is opgebouwd.
Slide 3 - Tekstslide
Tijdens deze les
letten wij op een goede werkhouding;
werken wij serieus aan onze opdracht;
laten wij zien dat we zelfstandig kunnen werken;
vragen wij om hulp als we vastlopen.
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Video
Als je een onderwerp hebt gekozen en informatie hebt verzameld, ga je je werkstuk maken. Wat is een werkstuk?
A
Een boekje over een bepaald onderwerp
B
Een poster over een bepaald onderwerp
C
Een toneelstuk over een bepaald onderwerp
D
Een presentatie over een bepaald onderwerp
Slide 6 - Quizvraag
Wat leer je ervan?
Voordat je gaat schrijven, verzamel je heel veel informatie over het onderwerp. Het is niet de bedoeling dat je al die informatie gaat overschrijven. Je moet er een logisch verhaal van maken, in je eigen woorden.
Slide 7 - Tekstslide
Wat leer je van een werkstuk maken?
A
Hoe je in je eigen woorden iets uitlegt
B
Hoe je je mening geeft
C
Hoe je van allerlei informatie een logisch verhaal maakt
D
Hoe je een mooie presentatie maakt voor op het digibord
Slide 8 - Quizvraag
De voorkant van een werkstuk lijkt op de voorkant van een boek: de titel staat erop, de schrijver en een mooi plaatje. De voorkant noem je ook wel het titelblad. Waarom is een titelblad belangrijk?
A
Zo zien anderen meteen waar het werkstuk over gaat
B
Zo worden anderen nieuwsgierig naar je werkstuk
C
Zo valt je werkstuk niet uit elkaar
D
Zo wordt je werkstuk niet vies
Slide 9 - Quizvraag
Na het titelblad komt de inhoudsopgave. Vul in:
In een inhoudsopgave staan alle onder
elkaar. Achter ieder hoofdstuk staat een .
Op die pagina het hoofdstuk.
hoofdstukken
paginanummer
begint
Slide 10 - Sleepvraag
Je maakt een werkstuk over je stage. Je begint met een kort stukje tekst. Hierin vertel je waarom je voor dit onderwerp gekozen hebt en waar het werkstuk ongeveer over zal gaan. Hoe noem je zo'n stukje?
A
het nawoord
B
de bronvermelding
C
de inleiding
D
de inhoudsopgave
Slide 11 - Quizvraag
Wat komt na de inhoudsopgave?
A
het titelblad
B
het nawoord
C
de bronnen
D
de hoofdstukken
Slide 12 - Quizvraag
Vul in:
Een plaatje zegt meer dan woorden. Gebruik
plaatjes om je werkstuk te maken en moeilijke
stukjes tekst te maken.
duizend
duidelijker
mooier
Slide 13 - Sleepvraag
Na de hoofdstukken komt het nawoord
Waar of niet waar: Het nawoord is een samenvatting van je werkstuk
A
Waar, je vat samen wat je allemaal hebt opgeschreven.
B
Niet waar, je schrijft op wat je van het maken van het werkstuk hebt geleerd.
Slide 14 - Quizvraag
Op de laatste pagina van je werkstuk komen je bronnen.