Grammar unit 2 Basis

Unit 2: Grammatica
Je gaat nu oefenen met de volgende grammatica onderdelen
- past simple
- present perfect
- can / can't 
- adverbs of frequency
- my / mine / of mine
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Unit 2: Grammatica
Je gaat nu oefenen met de volgende grammatica onderdelen
- past simple
- present perfect
- can / can't 
- adverbs of frequency
- my / mine / of mine

Slide 1 - Tekstslide

Past simple
Wat?
Je gebruikt de past simple als iets in het verleden is gebeurd
Hoe?
hele ww + ed
Signaalwoorden
last night, in 2015, this morning, five minutes ago, when I was young.
Voorbeeld
I talked to her yesterday
He played lots of games
We danced all night

Slide 2 - Tekstslide

Hoe gebruik je "did" ?

Slide 3 - Tekstslide

Let op!

Slide 4 - Tekstslide

Present perfect
Wat is het?
Voltooid deelwoord
Wat geeft het aan?
Je gebruikt de present perfect als je wilt zeggen dat iets is gebeurd en het niet belangrijk is wanneer.
Hoe maak je de present perfect?
have/ has + voltooid deelwoord

Het voltooid deelwoord eindigt op -ed bij regelmatige werkwoorden. Onregelmatige werkwoorden hebben een eigen vorm.

Slide 5 - Tekstslide

Present perfect
Bevestigend
I        have worked for hours
You    have stolen our computer
He     has taken that away
Ontkenned
I        haven't eaten yet
You    haven't played a game
She    hasn't found her keys yet
Vragend
Have    I      played the game?
Has     she   eaten lunch?
Have   they  brought the tv?

Slide 6 - Tekstslide

He ____(play)football for 5 years
but nowadays he plays hockey.

Slide 7 - Open vraag

(write)___ he __ a letter to his girlfriend last week?

Slide 8 - Open vraag

Chika ____(graduate)from university last July.

Slide 9 - Open vraag

you __(know) her since primary school?

Slide 10 - Open vraag

The pupils very ___ (not work)hard yesterday.

Slide 11 - Open vraag

I ___(not see) Michael for 3 days.

Slide 12 - Open vraag

Adverbs of frequency
Wat is een adverb (bijwoord)?
Een bijwoord geeft meer informatie over het hoe: hoe vaak iets gebeurt 
Voorbeeld:
Hoe vaak gaat zij uit eten?
>> She often goes out for dinner.
Wat zijn de bijwoorden?
always, never, ever, often, sometimes, rarely, occasionally, usually, seldom

Slide 13 - Tekstslide

My grandmother ____ goes for a walk in the evening.
A
already
B
always

Slide 14 - Quizvraag

Have you ____been to London?

A
always
B
ever

Slide 15 - Quizvraag

Peter doesn't ___get up before seven.
A
usually
B
sometimes

Slide 16 - Quizvraag

The weather is ____ bad in November.
A
never
B
sometimes

Slide 17 - Quizvraag

I have ____met him before.
A
never
B
always

Slide 18 - Quizvraag

John ___ watches TV. He doesn’t like it.
A
often
B
seldom

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

I’m Marcus and this is ___ garden.
A
mine
B
my
C
of mine

Slide 21 - Quizvraag

They are Robert and Adam and this is ______ bedroom.
A
their
B
theirs
C
of theirs

Slide 22 - Quizvraag

We are friends. ___hobbies are gardening and walking.
A
Our
B
Ours

Slide 23 - Quizvraag

Is this pencil ____?
A
of yours
B
yours
C
your

Slide 24 - Quizvraag

Can = kan (in staat zijn)
can + hele werkwoord kan (in staat zijn)
Let op! Als je can’t voluit schrijft, schrijf je het als één woord: cannot.
Voorbeelden:

I can speak three languages.
They can visit us tomorrow.
We can’t come to the meeting.
Charlie can’t walk to school by himself.

Slide 25 - Tekstslide

Can you swim? Yes, I ____.

Slide 26 - Open vraag

I ____ hear you. Could you please speak louder?

Slide 27 - Open vraag

Excuse me. ___ I ask you a question?

Slide 28 - Open vraag

__ I borrow your pencil? Thanks!

Slide 29 - Open vraag

We ___go to the party. We're going to a wedding.

Slide 30 - Open vraag