Oefentoets Schrijven H2 3F

Schrijven H2 3F
Langere teksten schrijven.
*Je schrijft teksten  in fasen
*Je gebruikt bronnen bij het schrijven van langere teksten
*Je weet wat een brochure is en wat het doel van een brochure is
*Je weet wat een verslag is
*Je weet wat notulen zijn
*Je weet wat een informatief artikel is en wat het doel van een informatief artikel is
*Je weet wat een beschouwing en wat het doel van een beschouwing is.
Je weet wat een rapport is en wat het doel van een rapport is.

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Schrijven H2 3F
Langere teksten schrijven.
*Je schrijft teksten  in fasen
*Je gebruikt bronnen bij het schrijven van langere teksten
*Je weet wat een brochure is en wat het doel van een brochure is
*Je weet wat een verslag is
*Je weet wat notulen zijn
*Je weet wat een informatief artikel is en wat het doel van een informatief artikel is
*Je weet wat een beschouwing en wat het doel van een beschouwing is.
Je weet wat een rapport is en wat het doel van een rapport is.

Slide 1 - Tekstslide

Je werkt bij een scholengemeenschap. De school staat vlakbij de N32, een drukke autoweg. Dagelijks moeten honderden scholieren de weg oversteken en dit leidt regelmatig tot levensgevaarlijke situaties. De gemeente stelt voor verkeerslichten te plaatsen, maar voor jou is de oplossing duidelijk: er moet een fietsbrug over de N32 komen. Je wilt dat er een goede oplossing komt. Je schrijft voor het regionaal dagblad een tekst waarin je de voor- en nadelen van een fietsbrug over de N32 op een rijtje zet, zodat de gemeente en de bewoners zich een mening kunnen vormen over dit onderwerp.

Slide 2 - Tekstslide

Welke tekstsoort is voor dit doel het meest geschikt?
A
Een beschouwing
B
Een betoog
C
Een brochure
D
Een rapport

Slide 3 - Quizvraag

Waar of niet waar?
Aan het einde van je tekst zet je een bronvermelding, zodat duidelijk is welke bronnen je hebt gebruikt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Waar of niet waar?

Informatie uit een bron in je eigen woorden weergeven, noem je parafraseren.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Waar of niet waar?

Wanneer je een tekst schrijft, hoef je niet alle informatie uit de informatiebron te gebruiken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Waar of nietwaar?

Een interview met een medewerker van een zorgcentrum is niet geschikt als informatiebron voor de webtekst van dat zorgcentrum
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Voor een informatief artikel over stress raadpleeg je diverse bronnen. Op het internet vind je ook twee onderstaande bronnen. Leg uit welke van de bronnen je het best kunt gebruiken voor je artikel.

Voor mijn artikel is bron 1 / bron 2 het meest bruikbaar omdat...

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Een betoog
In de volgende dia staan een aantal onderdelen van een betoog. Welk onderdeel hoort bij welk tekstdeel?

Inleiding - Kern - Slot

Slide 11 - Tekstslide

Een langere tekst
Op de volgende dia staan enkele stappen die je zet bij het schrijven van een tekst.
Sleep elke stap naar de fase waarin je deze stap zet.
Je kiest uit: Voorbereiding - Uitvoering - Afronding

Slide 12 - Tekstslide

Voorbereiding
Uitvoering
Afronding
Ga op zoek naar betrouwbare bronnen over het onderwerp
Maak de inhouidsopgave en de bronvermelding
Noteer per deelonderwerp beknopt wat je wilt bespreken in de tekst.
Zoek extra informatie op als iets in de tekst ontbreekt.

Slide 13 - Sleepvraag

Je werkt bij Optics en je krijgt de opdracht een nieuwe brochure samen te stellen voor bestaande en nieuwe klanten.
Wat zijn de twee belangrijkste doelen van deze brochure?
A
informeren
B
instrueren
C
overhalen

Slide 14 - Quizvraag

Een alinea schrijven
In de brochure staat welke diensten de brillenzaak aanbiedt. In dit deel moet een alinea geschreven worden over de extra service die de brillenzaak biedt voor 65-plussers. De volgende punten moeten in de alinea verwerkt worden.
-gratis jaarlijkse oogmeting
-bij afspraak extra tijd
-standaardkorting van 20% op monturen
-gratis lenzen uitproberen
-ook hoorzorg voor ouderen





Slide 15 - Tekstslide

Voorbeeld
Ook zijn wij extra voordeling voor mensen die iets ouder zijn. Bij ons krijgt u  korting en extra service op de volgende onderdelen.
Ten eerste krijgt u een gratis jaarlijkse oogmeting, ten tweede krijgt u altijd extra tijd bij een afspraak in de winkel. Ook is er een standaardkorting van 20% op monturen. Daarnaast mag u gratis lenzen proberen en daarbovenop bieden wij een standaard hoorzorg voor 65-plussers aan.

Slide 16 - Tekstslide

Hoe noem je een persoon die aantekeningen maakt tijdens een vergadering?

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Tekstslide

Lees de voorgaande tekst.
De tekst is  een gedeelte van het verslag van de vergadering van Kantoorbest, een bedrijf dat kantoorartikelen verkoopt. elke maand vergaderen de managers over bijvoorbeeld campagnes, bestellingen en artikelen die goed verkopen. Er staat veel overbodige informatie in het verslag. 
 Maak een besluitenlijstje van 50 woorden. Zorg ervoor dat mensen die niet bij de vergadering waren de lijst ook begrijpen.

Slide 19 - Tekstslide

Besluitenlijst vergadering 5 september 2022: 09.30 - 10.30

Slide 20 - Open vraag

Waar of niet waar?
De aspectenstructuur is heel geschikt voor een informatief artikel, als je verschillende kanten van het onderwerp wilt belichten.
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quizvraag

waar of niet waar?
Een informatief artikel bevat de mening van de schrijver, die ondersteund wordt met feiten.
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Waar of niet waar?
Met een vraag-antwoordstructuur besteed je aandacht aan een probleem en de gevolgen daarvan.
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Waar of niet waar?
Om een duidelijke structuur aan te brengen gebruik je signaalwoorden.
A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quizvraag

Voor de opleiding schrijf je een informatief artikel over overgewicht bij jongeren. Je schrijft in de tekst waarom veel jongeren aan overgewicht leiden en wat ze daaraan kunnen doen.
Welke structuur kun je kiezen voor je tekst?
A
aspectenstructuur
B
probleem-oplossingsstructuur
C
vraag- antwoord structuur

Slide 25 - Quizvraag

Een betoog
In de volgende dia staan een aantal onderdelen van een betoog.
Welk onderdeel hoort bij welk tekstdoel?

Inleiding - Kern - Slot

Slide 26 - Tekstslide

Inleiding
Kern
Slot
aankondiging mening en onderwerp
Argumenten
Herhaling van argumenten
Uitleg waarom tegenargumenten onjuist zijn

Slide 27 - Sleepvraag

Een betoog
In Nederlands zijn niet overal meer sigaretten te koop. Ook sommige supermarkten hebben sigaretten al uit de schappen gehaald, maar niet alle klanten zijn daar blij mee.
Wat vind jij?

Slide 28 - Tekstslide

Schrijf op wat jouw standpunt is.
Onderbouw je standpunt met een argument.
Maak een correcte zin.

Slide 29 - Open vraag

Waar of niet waar?
De argumentatiestructuur is een geschikte tekststructuur voor een beschouwing.
A
waar
B
niet waar

Slide 30 - Quizvraag

Waar of niet waar?
Het is de bedoeling dat de lezers na het lezen van een beschouwing zelf tot een standpunt komen.
A
waar
B
niet waar

Slide 31 - Quizvraag

Waar of niet waar?
Om de lezer zelf te laten nadenken over het onderwerp, staat er alleen feitelijke informatie in een beschouwing.
A
waar
B
niet waar

Slide 32 - Quizvraag

Waar of niet waar?
Om jou te overtuigen van zijn mening gebruikt de schrijver van een beschouwing argumenten.
A
waar
B
niet waar

Slide 33 - Quizvraag

Welk onderwerp leent zich het beste voor een beschouwing? Leg ook uit waarom.
meeloopdag postNL / oplossingen voor de plasticsoep in de oceaan / voor- en nadelen thuiswerken

Slide 34 - Open vraag

Welke uitspraak is waar?
A
In een rapport beschrijf je je persoonlijke ervaringen.
B
In een rapport doe je aanbevelingen.
C
In een rapport geef je je mening over een bedrijf.
D
In een rapport hoor je geen illustraties, zoals foto's en grafieken op te nemen.

Slide 35 - Quizvraag

Noteer 4 onderdelen die je aantreft in een rapport.

Slide 36 - Open vraag

Wat vond je van de oefentoets?
😒🙁😐🙂😃

Slide 37 - Poll