Voortplanting en hormonen

                                                                           Hormonen en
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

                                                                           Hormonen en

Slide 1 - Tekstslide

Hoeveel hormonen maakt je lichaam?
A
wel 100
B
wel 50
C
wel 33
D
wel 16

Slide 2 - Quizvraag

Belangrijkste hormonen
Globaal gezien zijn er twee soorten hormonen:

Eiwithormonen, zoals adrenaline en thyroxine.
Steroïdhormonen, zoals cortisol en testosteron.



Slide 3 - Tekstslide

Verder onderverdeeld in functiegroepen.

Geslachtshormonen: oestrogeen, progesteron en testosteron. 
De geslachtshormonen zijn geslachtsspecifiek. Vrouwen hebben bijvoorbeeld meer oestrogenen dan mannen en mannen hebben weer meer testosteron.
Groeihormonen.
Schildklier en bijschildklierhormonen zoals thyroïden.
Bloedsuikerspiegelhormonen zoals insuline.
Spijsverteringshormonen zoals gastrine en cholecystokinine.

Slide 4 - Tekstslide

Een hormoon is een

A
chemische boodschapperstof
B
samenbindende stof voor eiwitten
C
hulpstof met zouten
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 5 - Quizvraag

Waar bevindt de schildklier zich in het lichaam?
A
in de alvleesklier
B
in de hersenen
C
in de hals
D
in de nieren

Slide 6 - Quizvraag

Dit orgaan heet
A
alvleesklier
B
hypothalamus
C
hypofyse
D
de schilklier

Slide 7 - Quizvraag

Wat heeft iemand met een hypothereoïdie?
A
een te snel werkende schildklier
B
een te traag werkende schildklier

Slide 8 - Quizvraag

Wat zijn waardes waarop je geprikt wordt bij een schildklieronderzoek?
A
TSH
B
T4
C
T3
D
antwoord a,b en c zijn goed

Slide 9 - Quizvraag

De schildklier
De schilklier ligt in de hals. 

Een hormoon die de hypofyse maakt zorgt ervoor dat de schildklier het schilklierhormoon maakt.

Schildklierhormoon zorgt voor stofwisseling, groei en ontwikkeling.

Slide 10 - Tekstslide

schildklier
als schilklier niet goed werkt:
stofwisseling gaat niet goed
ontwikkeling gaat langzamer

Slide 11 - Tekstslide

Wat doet insuline?

Slide 12 - Woordweb

Slide 13 - Video

voortplantingsstelsel man
voortplantingsstelsel vrouw 

Slide 14 - Tekstslide

Wat is vaak de oorzaak van een baarmoeder verzakking?
A
zenuwen onderbuik stuk
B
baarmoeder verslapt
C
blaas gaat hoger liggen
D
slappe bekkenbodem spieren

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Wat kan jij doen voor een zv met een verzakking van de baarmoeder?

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Video

Wat kan jij doen voor een zorgvrager met urineverlies?

Slide 19 - Open vraag

de blaas bij incontinentie

moeite met ophouden bij incontinentie
hooglaagbed
onderlegger
doorliggen
steeklaken
bed op de rem zetten

Slide 20 - Sleepvraag

Urge-incontinentie
Stress-incontinentie
Overloop incontinentie
Reflex/neurologische incontinentie
Bij aandrang meteen plassen. Blaasspier is te actief. 
Bekkenbodemspier is verslapt. Bij lachen, niezen of sporten verlies je druppels/scheutjes urine
De blaas is zo vol dat er urine uitloopt. Blaas krijgt niet vanzelf aandrang
Door een dwarslaesie, Parkinson of MS worden de blaasspieren niet goed meer aangestuurd

Slide 21 - Sleepvraag

Nu gaan we
- check of je antwoorden op alle toets vragen hebt
(we hebben nog 2 onderwerpen te gaan)

Klinische les af?
Volgende week oefenen

Slide 22 - Tekstslide