Thema 7: Duurzaam Leven. Herhaling

Thema 7: Duurzaam Leven
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 38 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 7: Duurzaam Leven

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afhankelijkheid van het milieu
  1. Zuurstof
  2. Water
  3. Voedsel
  4. Energie
  5. Grondstoffen
  6. Recreatie

Slide 2 - Tekstslide

Th7 B1 opdr. 1 laten maken + nabespreken (max 5 min).
Overbevolking 
Manier van leven
De twee belangrijkste oorzaken van milieuproblemen
overbevolking
manier van leven
leefstijl

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Invloed op het milieu
Milieuproblemen
Vervuiling - toevoegen van schadelijke stoffen
Uitputting - weghalen van nuttige stoffen
Aantasting - verdwijnen van natuurlijk ecosysteem

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Invloeden op het milieu
smog
vervuiling
ontbossing
aantasting
grondstoffen delven
uitputting

Slide 5 - Tekstslide

Th7 B1 - opdr. 2 laten maken + nabesprkeen (max. 5 min).
B2 - voedselproductie
      Akkerbouw                  Tuinbouw                  Veeteelt

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Akkerbouw
Begrip + voordeel en nadeel

- monocultuur
- gebruik van pesticiden
- bemesting
- bodembewerking
- veredeling & 
  genetische modificatie

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Akkerbouw - monocultuur
monocultuur = 1 soort gewas (bijvoorbeeld alleen boerenkool).

voordeel = makkelijker om de bodem te bewerken en te oogsten. Dus minder kosten. 

nadeel = 1) grotere kans op een plaag (snellere verspreiding) + 2) de bodem is sneller uitgeput.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Akkerbouw - pesticiden
pesticiden= bestrijdingsmiddelen (tegen onkruid of insecten)

voordeel = zorgen dat de gewassen niet ziek of opgegeten worden.  Kunnen gewassen goed en snel bestrijden.

nadeel = 1) zijn niet selectief ,vaak nuttige soorten gaan dood 2) veel pesticiden zijn niet biologisch afbreekbaar, waardoor ze in de voedselketens worden doorgegeven (=bioaccumulatie).  3) ziekteverwekkers kunnen resistent tegen het bestrijdingsmiddel worden ( ongevoelig voor het middel )

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Akkerbouw - bioaccumulatie

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Akkerbouw - bemesting
bemesting = toevoegen van stikstof (nitraat) en fosfaat zodat de gewassen beter groeien.

voordeel = hogere opbrengst.

nadeel = veel extra mineralen komen via de grond in de sloten en zorgen voor enorme toename van hoeveelheid algen. Hierdoor kunnen andere soorten doodgaan.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Akkerbouw - bodembewerking
bodembewerking = de bodem luchtiger maken.

voordeel = 1) planten kunnen meer water en mineralen opnemen + 2) plantenwortels kunnen de dieper de bodem in + 3) meer zuurstof voor reducenten.

nadeel = verstoring van het leven in de bodem.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Akkerbouw - veredeling
veredeling = kruisen van gewassen om zo een combinatie van gunstige eigenschappen te krijgen. 
                          
voordeel = planten zijn beter bestand tegen de omgeving (bijvoorbeeld tegen insecten of veel regen).

nadeel = langdurig en duur proces.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Akkerbouw - genetische modificatie
genetische modificatie = toevoegen van DNA van andere soort om een gewas beter te laten groeien.
                          
voordeel = planten zijn beter bestand tegen de omgeving (bijvoorbeeld tegen insecten of veel regen).

nadeel = deze GM planten kunnen de oorspronkelijke soort overwoekeren waardoor de biodiversiteit afneemt.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

B3 - duurzame landbouw
- Vruchtwisseling 
- Natuurlijke bestrijding
- Groenbemesting
- Kringlooplandbouw
- Precisielandbouw
- Verticale landbouw

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Duurzaam - vruchtwisseling
vruchtwisseling = nooit twee jaar achter elkaar hetzelfde gewas verbouwen.

voordeel = hierdoor verdwijnen de ziekteverwekkers uit de bodem.   

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Duurzaam - natuurlijke bestrijding
natuurlijke bestrijding = het bestrijden van ziekteverwekkers door natuurlijke vijanden te gebruiken (bijvoorbeeld lieveheersbeestjes tegen luizen).

voordeel = 1) geen ophoping van gif in de voedselketen (bioaccumulatie) + 2) ziekteverwekkers worden niet resistent.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

biologische bestrijding: lokken van schadelijke insecten met geuren of geluiden en onschadelijk maken

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Duurzaam - groenbemesting
groenbemesting = geen mest gebruiken, maar nuttige planten (bijvoorbeeld klaver) onder de grond ploegen, zodat de reducenten deze planten afbreken tot mineralen voor de gewassen. 

voordeel = geen overschot aan nitraat en fosfaat (mineralen ) dat in de sloten terechtkomt.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Duurzaam - kringlooplandbouw
kringlooplandbouw = alle grondstoffen en eindproducten worden hergebruikt in een kringloop.

voordeel = weinig afval en uitstoot van gassen. 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Duurzaam - precisie-landbouw
precisie-landbouw = hierbij wordt speciale meetapparatuur gebruikt om alleen de stukken grond die het nodig hebben te bemesten etc.

voordeel = 1) er komen veel minder vervuilende stoffen in de bodem + 2) minder gebruik van water.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Duurzaam - verticale landbouw
verticale landbouw = het telen van gewassen in grote steden.

voordeel = 1) geen landbouwgrond nodig + 2) weinig transport (minder CO2 uitstoot, minder kosten).

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Veeteelt
Begrip + voordeel en nadeel

- intensieve veeteelt
- kunstmatige inseminatie &      in-vitrofertilisatie

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Intensieve veeteelt
Intensieve veeteelt = weinig grond met veel dieren.

voordeel = minder kosten, hogere opbrengst.

nadeel = 1) veel mest + 2) veel uitstoot van schadelijke stoffen + 3) slecht voor de dieren (weinig ruimte, veel ziektes).

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Veeteelt - veredeling
Op de natuurlijke manier = fokken + kruisen

Op de kunstmatige manier
      - kunstmatige inseminatie (ki) = sperma van stier met gunstige eigenschappen kunstmatig in de baarmoeder geplaatst.
     - in vitro fertilisatie (ivf) = zaadcellen van stier met gunstige eigenschappen bevruchten buiten het lichaam eicellen van koe met gunstige eigenschappen.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

B4 - energie
- Fossiele brandstoffen 
- Kernenergie
- Zonne-energie
- Windenergie
- Waterkracht-energie
- Verbranding biomassa

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fossiele brandstoffen
Fossiele brandstoffen = (verbranding van) aardgas, aarolie en steenkool.

voordeel = goedkoop om uit de grond te halen en makkelijk te vervoeren en gebruiken. Wordt ook wel grijze stroom genoemd

nadeel = er komt veel extra CO2 vrij die niet in de huidige koolstofkringloop zit. Dit houdt warmte in de atmosfeer vast en ontstaat een versterkt broeikaseffect.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kernenergie
Kernenergie = energie uit het splitsen van atoomkernen van uranium, waarbij veel warmte vrijkomt.

voordeel = geen luchtvervuiling en geen CO2 uitstoot.

nadeel = er komt radioactief afval vrij, wat zeer schadelijk is voor mens en natuur.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Duurzame energie
Duurzame energie = energie die niet opraakt en geen milieuvervuiling veroorzaakt.
               
Voorbeelden = windenergie, zonne-energie, aardwarmte en waterkracht. 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

B5 - Versterkt broeikaseffect

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

B5 - Versterkt broeikaseffect
Extra uitstoot broeikasgassen 
   - CO2 door verbranding fossiele brandstoffen
   -  methaan gassen door intensieve veeteelt
   - overige door verkeer, industrie, etc.
Oorzaak

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

B5 - Versterkt broeikaseffect
1) Stijging van de gemiddelde temperatuur
     - hierdoor smelten de ijskappen en gletsjers
     - en zet het zeewater uit

2) Klimaatverandering

3) Veranderen van ecosystemen (aantasting)

              
Gevolg

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gevolgen voor de natuur
  • Verzilting 
meer zeewater         zout.   Land wordt zouter.     Te kort aan zoetwater. 
  • Verandering biodiversiteit 
soorten verdwijnen / verplaatsen of veranderen.
  • Jaarritme verandert
zachte winters/ warmer voorjaar
  • meer plagen en ziekten 
ziekteverwekkers verspreiden sneller in warme gebieden. 



Slide 33 - Tekstslide

De gevolgen van de klimaatcrisis zijn in de natuur goed merkbaar:
• Het zoute zeewater komt steeds verder het land binnen. Het zoutgehalte in de bodem en het grondwater neemt daardoor toe. In Zeeland is deze verzilting al duidelijk merkbaar (zilt is een oud woord voor zout). Bepaalde gewassen groeien er niet goed meer, zoals aardappels en kool. Ook kan er een tekort aan zoet (drink)water ontstaan.
• Er komen planten- en diersoorten uit warmere gebieden voor in Nederland die er eerst niet waren. Andere soorten verdwijnen juist. Sommige trekvogels gaan niet meer overwinteren in het zuiden, omdat het in het noorden warm genoeg is tijdens de winter.
• Doordat de winters zachter zijn en het voorjaar warmer is geworden, verandert het jaarritme van veel organismen. Bomen krijgen vroeger in het jaar bladeren en veel planten bloeien eerder. Mensen met hooikoorts merken dat ze eerder en langer last krijgen van hun allergie voor pollen (stuifmeelkorrels) van bepaalde planten. Zo bloeit de berk nu een maand eerder dan een paar jaar geleden. In een pollenkalender is te zien wanneer de pollen van planten in de lucht zitten (zie afbeelding 2).
• Er komen meer tropische plagen en ziekten. Sommige ziekteverwekkers verspreiden zich naar gebieden die warmer worden.

In sommige delen van de wereld zorgt de klimaatverandering juist voor verbeteringen. Zo zijn er gebieden geschikt geworden voor landbouw, omdat het er warmer of natter is geworden. Dit gaat echter maar om een klein deel van de aarde.
B6 - Waterbloei
Veel nitraat en fosfaat, dus algen gaan zich heel snel en veel delen. Algen gaan ook snel weer dood.
Hierdoor een enorme toename van bacteriën (reducenten). Die gebruiken dan weer veel zuurstof.
Hierdoor sterft al het leven in de sloot 😥 (behalve de algen, want die maken hun eigen zuurstof via fotosynthese).    

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

B6 - Water
Zelfreinigend vermogen
= door de kringloop van energierijke stoffen kan oppervlaktewater (sloot, etc.) zichzelf reinigen en gezond blijven.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

B6 - Waterverontreiniging
Vermesting 
oorzaak: mineralen (nitraat en fosfaat) uit (kunst)mest komt via grondwater terecht in sloten. Kunstmest brengt nitraat en fosfaat in de grond

gevolg: enorme toename van hoeveelheid algen (= waterbloei).





vermesting

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bodemsanering

-  veel giftige stoffen in de bodem.

- Planten nemen stoffen op

->  giftige stoffen  in de voedselketen 

      (accumulatie).


Bodemsanering: vuile (giftige) bodem 

schoon maken ( voor voedselverbouw 

en wonen)

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Plastic soep 
- Plastic afval dat in het water drijft
- Opeten van plastic zorgt dat het in de voedselketen terecht komt
- The ocean clean up 

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies